Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de recentelijke
aanval op de christelijke gemeenschap in Lahore (ingezonden 13 maart 2013).
Antwoord minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 5 april 2013).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de recentelijke aanval op de christelijke gemeenschap in
Lahore, waarbij onder andere 180 huizen zijn afgebrand? Heeft de Nederlandse ambassade
hierop gereageerd? Zo ja, wat was de reactie? Zo nee, waarom is er geen reactie geweest
van de Nederlandse Ambassade?
Antwoord 1
Ja. De Nederlandse ambassadeur heeft tijdens een recent bezoek aan Lahore de aartsbisschop
van Lahore zijn medeleven betuigd.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat leden van het parlement van de deelstaat Punjab (waaronder
Asad Ashraf) en een lid van het nationale parlement (Riaz Malik), beiden leden van
de regerende politieke partij PML-N, deel hebben genomen aan het geweld?1 Zo ja, deelt u de mening dat zij als politici een voorbeeldrol hebben? Bent u tevens
van mening dat zij door hun voorbeeldrol mede verantwoordelijk zijn voor het geweld?
Antwoord 2
In het rapport van de Asian Human Rights Commission staat vermeld dat leden van het
parlement van de deelstaat Punjab en van het nationaal parlement hebben deel genomen
aan het geweld. Geconfirmeerde informatie hierover is niet beschikbaar. Zowel Nederland
als de EU bepleiten bij de Pakistaanse autoriteiten de voortvarende aanpak en berechting
van alle daders van geweld tegen religieuze minderheden, en zeker ook die van de recente
aanval op christenen in Lahore.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat het geweld voortkomt uit een geschil over landrechten,
waarbij de blasfemiewetgeving is misbruikt om de christenen van het land te verdrijven?
Zo, ja wat is hierover uw mening?
Antwoord 3
Ja, dit heb ik vernomen en baart mij zorgen. Zowel de formulering van de bepalingen
als de bewijsvoering maakt de blasfemiewetgeving uiterst gevoelig voor misbruik.
Vraag 4
Heeft de mensenrechtenambassadeur tijdens zijn recente bezoek aan Pakistan gesproken
over het aanpassen van de blasfemiewetgeving om misbruik te voorkomen? Zo ja, wat
waren daarvan de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn recente bezoek aan Pakistan zowel bij
de Pakistaanse autoriteiten als bij het maatschappelijk middenveld misbruik van de
blasfemiewetgeving aan de orde gesteld. Gesprekspartners gaven aan dat conservatieve
islamitische politieke partijen en militante groeperingen het publieke debat over
noodzakelijke aanpassingen van de blasfemiewetgeving belemmeren.
Vraag 5
Deelt u de mening dat in het ontbreken van een goed onderwijssysteem, aangezien in
het onderwijscurriculum een negatief beeld wordt neergezet over minderheden, vrouwen
en India, een belangrijke oorzaak kan worden gezien van de negatieve beeldvorming
over minderheden? Zo ja, ziet u hierbij een rol voor de pilot Godsdienstvrijheid om
de negatieve beeldvorming te doorbreken?
Antwoord 5
Ja. Stereotypering van met name religieuze minderheden in het leerplan en de lesboeken
is een belangrijke, zij het niet enige oorzaak, van negatieve beeldvorming. De Nederlandse
regering is met u van mening dat inzet op het onderwijscurriculum positieve gevolgen
kan hebben voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in Pakistan. Inzet
op dit specifieke terrein kwam ook naar voren als één van de aanbevelingen in de analyse
die in het kader van de pilot godsdienstvrijheid is uitgevoerd. De rol van de pilot
godsdienstvrijheid is complementair aan de meer grootschalige inzet van andere donoren
in de onderwijssector. Onlangs is het door Nederland gefinancierde UNICEF programma
«Onderwijs en Vredesopbouw» in Pakistan gestart waarbij met name wordt ingegaan op
voorgenoemde problematiek.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering zich moet inzetten voor strikte mensenrechten
benchmarks bij de onderhandelingen over een mogelijk handelsverdrag tussen Pakistan
en de Europese Unie (GSP+) om zo de mensenrechten te bevorderen? Zo ja welke? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Onderdeel van het toetsingskader voor GSP+ is de ratificatie en implementatie door
Pakistan van 27 internationale verdragen, de meeste hiervan op het gebied van mensenrechten.
Nederland zal bij de beoordeling van de GSP+ aanvraag van Pakistan toetsing aan deze
criteria bepleiten.