Vragen van de leden Kuzu en Van Dekken (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het stijgend aantal kinderen dat in armoede opgroeit (ingezonden 28 maart 2013).

Antwoord van staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 3 april 2013)

Vraag 1

Kent u het bericht «Meer kinderen groeien op met kans op armoede»?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Deelt u de zorg dat steeds meer kinderen in armoede opgroeien? Zo ja, welke maatregelen neemt u hier tegen?

Antwoord 2

Ik vind het ontzettend belangrijk dat kinderen goede kansen krijgen om zich te ontwikkelen en te participeren, zonder dat financiële beperkingen dat in de weg staan. Daarom heeft de regering maatregelen genomen.

  • Bij de in het regeerakkoord aangekondigde intensivering van het armoedebeleid wordt speciale aandacht besteed aan gezinnen met kinderen. Het is belangrijk dat gemeenten in staat gesteld worden om deze gezinnen waar nodig hulp te kunnen bieden.

  • Het kabinet zet vanaf 2014 extra middelen in om sport voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens mogelijk te maken. Dit is al beter mogelijk geworden doordat de inkomensnorm voor de verstrekking van stadspassen is vervallen.

  • In het Regeerakkoord is afgesproken dat bij het invullen van de bezuinigingen de koopkracht van gezinnen met lagere inkomens zoveel mogelijk wordt ontzien. Dat geldt bijvoorbeeld bij de voorgenomen bezuinigingen op de kindregelingen. De kinderbijslag voor kinderen boven de zes jaar wordt namelijk verlaagd, maar het kindgebonden budget, dat alleen ten goede komt aan ouders met lagere inkomens, wordt verhoogd.

  • Uit meerdere onderzoeken blijkt dat armoede en sociale uitsluiting van kinderen vaak samenhangen met de manier waarop de ouders van deze kinderen in de samenleving staan. Zo stelt het SCP dat de opleiding en participatie van ouders essentieel is voor de sociale insluiting van kinderen. Het kabinet blijft – mede daarom – inzetten op (meer) participatie van ouders, bij voorkeur via werk. Dit is bijvoorbeeld een belangrijk doel van de voorgenomen Participatiewet. Ook de Nederlandse armoededoelstelling in het kader van de Europa 2020 strategie is daarop gericht: het terugbrengen van het aantal mensen dat deel uitmaakt van een huishouden met een lage werkintensiteit.

  • Tot slot hebben ook preventiemaatregelen de nadrukkelijke aandacht van het kabinet. Investeringen van het kabinet in (o.a.) onderwijs dragen bij aan het verminderen van armoede.

Vraag 3

Op welke manier zou het oormerken van de extra armoedegelden uit het regeerakkoord kunnen bijdragen aan een flinke daling van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit?

Antwoord 3

Armoedebestrijding is primair een taak voor gemeenten. Gemeenten zijn het best in staat om hulp te bieden aan mensen die dit nodig hebben. Zij kunnen ook de beste afweging maken over welke hulp geboden is binnen de regelingen en instrumenten die lokaal beschikbaar zijn.

Bij voorkeur is daarbij sprake van een integrale aanpak, waarbij ondersteuning vanuit verschillende domeinen (zorg, onderwijs, werk en inkomen) op elkaar aansluiten. Hierbij past geen oormerking door het Rijk van de middelen die aan gemeenten beschikbaar worden gesteld.

Vraag 4

Kunt u een verklaring geven voor de forse verschillen tussen provincies voor de kans om op te groeien in armoede? Hoe komt het dat in Groningen en Zuid-Holland de kans op armoede het grootst is?

Antwoord 4

De kans op armoede hangt samen met meerdere factoren. Grote stedenproblematiek en de regionale economische situatie zijn er daar twee van.

Vraag 5

Bent u bereid om bij bestuurlijk overleg extra aandacht te besteden aan de regio’s waar de kans op armoede het grootst is?

Antwoord 5

Het is niet aan het kabinet om met individuele gemeenten of regio’s afspraken te maken over hun beleid. In bestuurlijk overleg met onder andere de VNG en het UWV staat wel het belang van regionaal beleid regelmatig op de agenda. Belangrijk is dat op de terreinen van zorg, onderwijs, werk en inkomen regionaal beleid ontwikkeld wordt dat is afgestemd op de regionale situatie. Het kabinet vindt het van belang dat partijen armoedebestrijding onderdeel laten zijn van dit integrale beleid.

Vraag 6

Op welke manier geven de gemeenten in de risicogebieden invulling aan de verordeningsplicht voor maatschappelijke participatie van kinderen in armoede? Is er ook sprake van inzet op het voorkomen van het opgroeien in armoede?

Antwoord 6

De verordeningsplicht voor maatschappelijke participatie van kinderen heeft betrekking op de verstrekking van bijzondere bijstand. Bij de invoering van de verordeningsplicht met ingang van 1 januari 2012 is aangegeven dat na twee jaar een evaluatie zal plaatsvinden, waarna bezien zal worden of voortzetten van deze verplichting wenselijk is.

Vraag 7

Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg Inkomensachteruitgang gezinnen met kinderen op 3 april 2013 beantwoorden?

Antwoord 7

Ja

Naar boven