Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken over de veiling van GSM-frequenties en de mogelijke interferentie met GSM-rail (ingezonden 18 februari 2013).

Mededeling van staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu), mede namens de minister van Economische Zaken (ontvangen 29 maart 2013).

Vraag 1

Kent u het bericht «Spoorvervoerders maken opnieuw bezwaar tegen uitrol 4G»?1

Vraag 2

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke Kamervragen van het lid Slob over dit onderwerp?2

Vraag 3

Wat is de stand van zaken van het overleg over het interferentieprobleem tussen beide betrokken ministeries, de publieke mobiele netwerkbeheerders, ProRail en de vervoerders?

Vraag 4

Klopt het dat ambtenaren van uw ministeries tegen de vervoerders hebben gezegd dat ook zij water bij de wijn moeten doen en dat zij dus mee moeten betalen aan een oplossing voor het interferentieprobleem? Staat dat niet op gespannen voet met de Europese interoperabiliteitseisen die een vrije toegang voor goederentreinen tot het Nederlandse spoorwegnet garanderen? Deelt u de mening dat dit de toegankelijkheid van Nederland voor Europese vervoerders kan beperken?

Vraag 5

Is inmiddels duidelijk of het noodzakelijk is om de reisinformatieborden van infoplus te voorzien van andere filters of bekabelde oplossingen wanneer gebruik gemaakt gaat worden van nieuwe breedbrand-technologieën zoals UMTS? Wat zijn indicatief de kosten hiervan?

Vraag 6

Deelt u de mening dat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van maatregelen om de interferentieproblematiek te voorkomen, zullen moeten worden betaald door de veroorzakers, of uit de opbrengsten van de geveilde GSM-frequenties? Kunt u betaling door de veroorzakers, te weten de telecomoperators, juridisch afdwingen?

Vraag 7

Wat zijn de resultaten van het onderzoek naar de juridische mogelijkheden om plaatsing van verbeterde GSM-R-treinradioapparatuur in treinen voor te schrijven aan vervoerders en materieel-eigenaren?

Vraag 8

Wordt er onderzocht of nieuwe belemmeringen voor toegang van Europese vervoerders tot het Nederlandse net onder de bestaande Europese wetgeving mogelijk zijn? Of wordt er onderzocht of er bij andere EU lidstaten draagvlak is om de Europese regelgeving inzake GSM-R aan te passen vanwege de Nederlandse problemen?

Vraag 9

Is het begrip «passende bescherming» uit de vergunningsvoorwaarden zoals aangekondigd in uw eerdere antwoorden inmiddels geconcretiseerd? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit wel gebeuren? Wat is uw mening over de voorstellen van Koninklijk Nederlands Vervoer op dit punt?

Vraag 10

Is het onderzoek naar haalbaarheid en doelmatigheid van generieke plafonds voor de signaalsterkte van publieke mobiele netwerkbeheerders in publiekrechtelijke regelgeving inmiddels afgerond? Is in dit onderzoek ook gekeken naar de mogelijkheid om de maximale zendniveaus van de publieke mobiele netwerkbeheerders in de buurt van het spoor (dus niet landelijk maar locatiespecifiek) te beperken tot een dusdanig niveau dat interferentie wordt voorkomen?

Vraag 11

Heeft het in uw eerdere antwoorden genoemde Europese overleg over het interferentieprobleem tussen de spoorsector, de Europese Commissie en het Europese Spoorwegagentschap al tot resultaten geleid? Zo nee, wanneer verwacht u dat er conclusies worden getrokken?

Vraag 12

Wanneer zullen de 4G-frequenties in gebruik genomen worden? Kunt u toezeggen dat er ruim voor die tijd een oplossing is voor de interferentieproblemen?

Mededeling

Op 18 februari 2013 ontvingen de minister van Economische Zaken en ik Kamervragen van het lid Dik-Faber over de veiling van GSM-frequenties en de mogelijke interferentie met GSM-Rail.

Zoals in de op 12 oktober 2012 gegeven antwoorden op eerdere schriftelijke Kamervragen van het lid Slob over dit onderwerp3 wordt momenteel een zogenaamd «coördinatiemodel» ontwikkeld. Op basis daarvan wordt duidelijk waar, op welke schaalgrootte en in welke mate storingen op de ontvangst van het GSM-R-signaal verwacht kunnen worden. De ontwikkeling van dit model bevindt zich inmiddels in een vergevorderde fase. Voor een juiste en volledige beantwoording van de gestelde Kamervragen is het volgens ons gewenst dat de ontwikkeling van dit model is afgerond. Naar verwachting zal dat in april het geval zijn. Ik ga er dan ook van uit dat ik bovengenoemde vragen mede namens de minister van Economische Zaken in de maand april zal kunnen beantwoorden.


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, nr. 279

X Noot
3

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 279.

Naar boven