Vragen van de leden Merkies (SP) en Van Hijum (CDA) aan de minister van Financiën over een mogelijke gang naar de Ondernemingskamer in het kader van mogelijk mismanagement bij SNS (ingezonden 4 maart 2013).

Antwoord van minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 27 maart 2013).

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden die u tijdens het vragenuur van 26 februari jl. gaf over een mogelijke gang naar de Ondernemingskamer in het kader van mogelijk mismanagement bij SNS?

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2 tot en met 4

Wat zijn de overwegingen van het kabinet om geen onderzoek te vragen naar de ondergang van SNS bij de Ondernemingskamer?

Bent u bekend met de uitspraken van de minister-president dat het nationaliseren van SNS noodzakelijk was vanwege het mismanagement aldaar? Waarom blokkeert u dan een onderzoek door de Ondernemingskamer, die juist bij uitstek in staat is om een eventueel wanbeleid te signaleren?

Tijdens het debat over de nationalisatie van SNS REAAL heeft u aangegeven dat er een zeer serieus en gedegen onderzoek komt naar de ondergang van SNS; waarom kan een onderzoek door de Ondernemingskamer hier dan niet gewoon deel van uitmaken?

Antwoord vragen 2 tot en met 4

De vragen 2 tot en met 4 stellen vanuit verschillende invalshoeken dezelfde vraag: waarom initieert het kabinet geen enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam? Deze vragen worden daarom gezamenlijk beantwoord.

Het recht van enquête is geregeld in afdeling 2 van titel 8 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De artikelen 2:345 en 2:346 BW bepalen dat onder andere aandeelhouders van een naamloze vennootschap een verzoek kunnen indienen bij de Ondernemingskamer tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de naamloze vennootschap. Het recht van enquête heeft van oudsher als doel de sanering en het herstel van gezonde verhoudingen binnen een onderneming. In de jurisprudentie is aanvaard dat ook opening van zaken en de vaststelling wie verantwoordelijk is voor eventueel wanbeleid, reden voor een enquête kan zijn.

Ik ben van oordeel dat een enquêteprocedure ten aanzien van SNS REAAL geen meerwaarde heeft ten opzichte van de reeds in gang gezette maatregelen en bovendien nadelen kent.

Zoals hierboven aangegeven heeft het recht van enquête van oudsher als doel de sanering en het herstel van gezonde verhoudingen binnen een onderneming. Hierbij gaat het meestal om het doorbreken van een patstelling, wanneer de organen van de vennootschap (het bestuur, de raad van commissarissen, de algemene vergadering van aandeelhouders) het oneens zijn over het te voeren beleid of de lopende gang van zaken in de onderneming. Voor zover hier al sprake van was bij SNS REAAL, hebben de nationalisatie en de benoemingen van de nieuwe CEO en CFO ervoor gezorgd dat SNS REAAL is gestabiliseerd, en kan er nu hard worden gewerkt aan een gezonde toekomst van de onderneming. Een enquêteprocedure zou, als het doel daarvan zou zijn om SNS REAAL te stabiliseren, dan ook als mosterd na de maaltijd komen.

Opening van zaken en de vaststelling wie verantwoordelijk is voor eventueel wanbeleid kunnen ook redenen voor een enquêteprocedure zijn. Wat betreft de opening van zaken, heb ik uw Kamer bij brief van 4 maart 2013 geïnformeerd over de evaluatie van de nationalisatie van SNS REAAL en het handelen van het ministerie van Financiën en De Nederlandsche Bank door de Evaluatiecommissie nationalisatie SNS REAAL. Gelet op de onderzoeksvragen die daarvoor zijn geformuleerd (o.a. «zijn de risico's van SNS sinds de overname van Bouwfonds tijdig geïdentificeerd en zorgvuldig beoordeeld?» en «was in het toezicht op SNS voldoende oog voor het gedrag van beleidsbepalers?»), zal de aandacht van de Evaluatiecommissie mede uitgaan naar SNS REAAL zelf. Wat betreft de eventuele verantwoordelijkheid van oud-bestuurders, heb ik de raad van commissarissen van SNS REAAL reeds gevraagd om de rol die oud-bestuurders hebben gespeeld te (laten) onderzoeken, evenals de mogelijkheden om die oud-bestuurders eventueel aan te spreken op basis van onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:9 BW. Ik ben er van overtuigd dat de rapportage van de Evaluatiecommissie en het onderzoek van de raad van commissarissen van SNS REAAL tezamen een zodanig compleet beeld zullen geven van de gang van zaken die tot nationalisatie heeft geleid, dat een enquêteprocedure ook in dat opzicht geen meerwaarde heeft.

Bovendien moet niet worden onderschat dat een enquêteprocedure voor de betrokken onderneming, in het bijzonder het bestuur, een zware belasting vormt. Dit zou betekenen dat SNS REAAL veel tijd en energie in de enquête moet steken; tijd en energie die naar mijn mening beter in het weer gezond maken van de onderneming zelf gestoken kunnen worden.

Vraag 5

Bent u zich ervan bewust dat het niet uitvoeren van een onderzoek door de Ondernemingskamer alleen maar leidt tot extra onrust en onzekerheid? Waarom bent u bereid dit op de koop toe te nemen?

Antwoord vraag 5

Ik zie niet in waarom het niet initiëren van een enquêteprocedure tot onrust of onzekerheid zou leiden. Door de nationalisatie is de situatie rond SNS REAAL gestabiliseerd. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari jl. heeft vervolgens definitieve zekerheid verschaft. Met de uitspraak is komen vast te staan dat de nationalisatie rechtmatig was.

Naar boven