Vragen van de leden Recourt en Albert deVries (beiden PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over uitspraken van de president van het gerechtshof Den Bosch (ingezonden 11 maart 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 15 maart 2013).

Vraag 1

Kent u het bericht «Zeeland op het verkeerde been gezet» in de Provinciale Zeeuwse Courant van 9 maart 2013?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat u de Kamer in december 2012 heeft medegedeeld dat Middelburg een zittingsplaats wordt van het gerechtshof Den Bosch en dat daardoor ook hoger beroepszaken in Zeeland behandeld kunnen worden?

Antwoord 2

Ja. In artikel 2 onder d van het Besluit zittingsplaatsen gerechten (Stb. 2012, nr. 601) is bepaald dat onder meer Middelburg een zittingsplaats is van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Dit betekent dat hoger beroepzaken in Zeeland kunnen worden behandeld.

Vraag 3

Wat vindt u van de uitspraak van de president van het gerechtshof Den Bosch dat uw uitspraak «feitelijk juist is, al gaan we het in beginsel niet doen»?

Antwoord 3

De bevoegdheid om binnen het ressort te bepalen waar zaken worden afgedaan, is wettelijk toebedeeld aan het gerechtsbestuur (artikel 21 van de Wet op de rechterlijke organisatie). Hierbij dient het gerechtsbestuur rekening te houden met in ieder geval het belang van een goede toegankelijkheid van de rechtspraak. In het ressort Den Bosch is onder meer Middelburg als zittingsplaats aangewezen. Als er zaken worden behandeld met bijvoorbeeld een groot belang voor de provincie Zeeland, of een zaak waarbij veel regionale partijen zijn betrokken, dan kan het gerechtsbestuur ervoor kiezen de zittingen in Middelburg te houden.

Vraag 4

Staat u achter deze uitspraak? Zo ja, betekent dat dan dat er ondanks de gewekte verwachtingen geen hoger beroep zittingen in Zeeland plaats zullen vinden? Zo nee, wat gaat u doen om de president duidelijk te maken dat uw toezegging aan Zeeland serieus genomen moet worden en er dus wel regelmatig hoger beroepszaken in Middelburg gehouden moeten worden?

Antwoord 4

Met de stelling dat in beginsel geen hoger beroepzaken in Middelburg worden gedaan, kan ik mij niet verenigen. Nu ik, mede gelet op de wettelijke systematiek, de uitspraak van de president niet anders kan begrijpen dan dat hij tot uitdrukking heeft willen brengen dat zaken in Den Bosch worden behandeld, maar dat zaken ook in Middelburg zullen worden afgedaan, kan ik mij daarin vinden.

Vraag 5

Kunt u zich voorstellen dat de uitspraken van de president van het gerechtshof in Den Bosch in Zeeland tot verontwaardiging leiden en het vertrouwen in andere toezeggingen, onder andere met betrekking tot de beschikbaarheid van openbaar ministerie, rechtbank en politie in Zeeland, op de proef stelt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

In mijn brief van 14 december 2012 (Kamerstuk II 29 628, nr. 348) ben ik helder geweest over mijn visie op het locatiebeleid en meer specifiek over wat mijn verwachtingen zijn voor de regio Zeeland. Ik doe mijn toezeggingen gestand.

Naar boven