Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de minister van Infrastructuur en Milieu over de benoeming van de heer Meijdam door de provincie Noord-Holland in de gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vecht (ingezonden 22 februari 2013).

Antwoord van minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 15 maart 2013)

Vraag 1

Is het waar dat de heer Meijdam is benoemd in de gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vecht?1

Antwoord 1

Ja. Dit betreft een commissie die tot taak heeft de provincie te adviseren over de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.

Vraag 2

Deelt u de conclusie uit het rapport «Ondernemend bestuur» van de Commissie Operatie Schoon Schip dat duidelijk is dat er onder verantwoordelijkheid van de heer Meijdam een rapport over het KNSF-terrein bij Muiden geheim is gehouden voor gemeenteraadsleden van Muiden en voor leden van de Provinciale Staten van Noord-Holland?2

Antwoord 2

De commissie Schoon Schip heeft de gang van zaken rondom de ontwikkeling van het gebied rondom de KNSF gebruikt als één van de casus in het licht van het thema geheimhouding. Geconcludeerd wordt dat Gedeputeerde Staten «onvoldoende duidelijk hebben gemaakt welke belangen op welke wijze zijn afgewogen en ook niet dat geheimhouding van het Akro-rapport noodzakelijk was.» Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland geven in de reactie op het rapport van de commissie aan de conclusies en aanbevelingen te onderschrijven.

Vraag 3

Welke redenen had de heer Meijdam eerder dit jaar om terug te treden als vertegenwoordiger van het provinciebestuur in SADC? Waarom zouden dergelijke redenen geen opgeld doen voor de functie in de gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vecht?

Antwoord 3

De redenen voor (voormalig) bestuurders om namens de provincie zitting te hebben in een commissie is een zaak van de betreffende provincie en de betreffende (voormalig) bestuurder. Gezien de benoeming van de heer Meijdam tot voorzitter van deze gebiedscommissie stel ik vast dat de provincie daarvoor geen belemmeringen heeft gezien.

Vraag 4

Acht u de benoeming van de heer Meijdam verstandig in het licht van de hierboven genoemde voorvallen? Zo ja, waarom acht u de schijn van belangenverstrengeling in deze geen probleem?

Antwoord 4

Zie mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Indien u de benoeming van de heer Meijdam niet verstandig vindt in het licht van eerdere voorvallen, hoe gaat u die benoeming ongedaan maken?

Antwoord 5

Zie mijn antwoord op vraag 3.

Naar boven