Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap over een nieuwe bètafaculteit van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en
de Vrije Universiteit (VU) (ingezonden 11 februari 2013).
Antwoord van minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 13 maart
2013).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het plan van de UvA en de VU om gezamenlijk een bètafaculteit
(Amsterdam Faculty of Science) op te richten die 100 tot 120 miljoen euro gaat kosten?1
Antwoord 1
Voormalig staatssecretaris OCW, Halbe Zijlstra, heeft beide universiteiten in oktober
2012 al laten weten zich aan te sluiten bij de positieve waardering van de strategische
alliantie van UvA en VU door de reviewcommissie, de commissie, die het departement
adviseert over de plannen van de instellingen in het kader van de prestatieafspraken.
Over de plannen met betrekking tot het bèta-onderwijs en -onderzoek merkte de reviewcommissie
op: «De samenvoeging van de twee bètafaculteiten is naar het oordeel van de commissie
in het bijzonder een optie die veel perspectief biedt.» Ook ik sluit mij bij dat positieve
oordeel aan.
Vraag 2
Hoe oordeelt u over het samenvoegen van twee bètafaculteiten in relatie tot de gewenste
differentiatie en variatie in het onderwijsaanbod? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
De samenvoeging van beide faculteiten in een «Amsterdam Faculty of Science»(AFS) beoogt
de gewenste profilering, zwaartepuntvorming en taakverdeling te bevorderen. De voorgenomen
clustering van opleidingen in de thema’s Human Life Science, Science for Sustainability,
Fundamentals of Science en Information Science staat differentiatie en variatie niet
in de weg; de samenvoeging maakt het juist mogelijk differentiatie en variatie over
de volle breedte van de bètawetenschappen in stand te houden.
Vraag 3
Op wat voor manier wordt de bestuurlijke samenwerking vormgegeven? Is er sprake van
een (bestuurlijke) fusie tussen de VU en de UvA? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Over de precieze bestuurlijke vormgeving van de samenwerking van UvA en VU in de nieuwe,
gezamenlijke faculteit zijn door de instellingen nog geen beslissingen genomen.
Vraag 4
Komt dit plan in aanmerking voor de fusietoets? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De beoogde samenwerking is geen bestuurlijke of instellingsfusie in de zin van de
wet en komt daarom niet in aanmerking voor een fusietoets. Voor een nadere toelichting
op dit punt verwijs ik naar de brief van van 2 september 2011 met kenmerk 314849 van
mijn voorganger, aan de Kamer over «Samenwerking tussen HO-instellingen in relatie
tot de fusietoets».
Vraag 5
Wordt het plan voorgelegd aan docenten en studenten van de betreffende universiteiten?
Zo nee, vindt u dat het personeel geen inspraak dient te hebben over een dergelijke
ingrijpende beslissing?
Antwoord 5
Van de UvA en VU heb ik vernomen dat studenten en docenten van meet af aan betrokken
zijn en meedenken, zowel inhoudelijk in de faculteiten, als op centraal universitair
niveau. Dat gebeurt in gezamenlijkheid tussen UvA en VU. In het kader van het besluitvormingsproces
rond de samenwerking, waaronder het samenvoegen van de bèta-faculteiten, zal instemming
worden gevraagd aan de medezeggenschapsorganen.
Vraag 6
Is het waar dat het aanbod van bacheloropleidingen met een derde wordt verminderd?
Wat zijn de gevolgen voor de bestaande masteropleidingen?
Antwoord 6
Er komen inderdaad minder opleidingen, omdat dubbeling van opleidingen wordt weggewerkt;
er zal bijvoorbeeld nog maar één opleiding scheikunde en één opleiding natuurkunde
zijn.
Vraag 7
Hoe voorkomt u dat middelen voor onderwijs en onderzoek worden gebruikt voor een prestigieus
bouwproject waarvan de kosten fors kunnen oplopen?
Antwoord 7
De instellingsbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor de huisvesting van de instellingen.
Het doelmatig en rechtmatig omgaan met beschikbare middelen behoort tot de integrale
verantwoordelijkheid van de instellingsbesturen; ik treed daar niet in.
Van de UvA en de VU heb ik overigens vernomen, dat er geen substantiële plannen bestaan,
om in afwijking van de bestaande huisvestingsplannen van de universiteiten extra nieuwbouw
te plegen voor de AFS. Wellicht is de aanduiding «Bouwteam» de aanleiding geweest
voor deze vraag. Met het Bouwteam wordt echter gedoeld op het team van de drie betrokken
faculteitsdecanen en de vicedecanen, ondersteund door een procesmanager, die in overdrachtelijke
zin bouwen aan de AFS.
X Noot
1«Amsterdamse bètafaculteit kost meer dan 100 miljoen», Volkskrant 4 februari 2013