Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de jeugdzorg steeds meer zelfstandige ondernemers krijgt (ingezonden 2 januari 2013).

Antwoord van staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 12 maart 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1194.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht «Jeugdzorg krijgt steeds meer zelfstandige ondernemers»?1

Vraag 2

Maakt u zich zorgen over deze mogelijke trend? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1 en 2

Wanneer een jeugdige niet kan opgroeien bij de eigen ouders, dan heeft plaatsing in een pleeggezin de voorkeur. Het is een opvangvorm die het dichtst bij de natuurlijke gezinssituatie blijft. Indien dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat er geen geschikt pleeggezin voorhanden is, dan is plaatsing is een gezinshuis een goed alternatief. Dit kan een gezinshuis zijn (waarbij de gezinshuishouder in loondienst is van de zorgaanbieder) of een particulier gezinshuis.

Om te borgen dat de zorg uitbesteed aan particuliere aanbieders op een kwalitatief goede en verantwoorde manier geschiedt, heb ik samen met het IPO, de Inspectie Jeugdzorg en Jeugdzorg Nederland duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van particuliere aanbieders. Deze afspraken zijn neergelegd in het «Protocol voorwaarden inzet particuliere zorgaanbieders in de jeugdzorg als onderaannemer». Via dit protocol wordt geregeld dat de gesubsidieerde zorgaanbieder een contract sluit met de particuliere aanbieder als onderaannemer, waarmee de hoofdaannemer verantwoordelijk blijft voor de kwaliteit van de geleverde zorg van de particuliere aanbieder als onderaannemer. Vooraf moet duidelijk zijn dat de particuliere zorgaanbieder voldoet aan de voorwaarden in het protocol. Ik ben ervan overtuigd dat met deze afspraken het particuliere zorgaanbod als flexibele vorm van zorg beschikbaar blijft voor jeugdigen die dat nodig hebben, terwijl de kwaliteit van zorg is gewaarborgd.

Vraag 3

Vindt u dat deze «gastouders» moeten voldoen aan de professionele vereisten? Zo ja, welke en hoe wordt toezicht daarop verkregen?

3

De kwaliteitseisen die de Wet op de jeugdzorg stelt aan gesubsidieerde aanbieders gelden onverminderd voor de particuliere aanbieders en daarmee dus ook voor de particuliere gezinshuizen. De gesubsidieerde aanbieder draagt er zorg voor dat de door hem gecontracteerde particuliere gezinshuizen aan deze eisen voldoen. In het bovengenoemde protocol zijn ook afspraken gemaakt over het toezicht op particuliere aanbieders. Alvorens een gesubsidieerde zorgaanbieder gebruik maakt van een particuliere aanbieder, maakt de zorgaanbieder aan de provincie kenbaar van welke particuliere aanbieder zij gebruik wenst te maken. De provincie stelt vervolgens de Inspectie Jeugdzorg hiervan op de hoogte. De gesubsidieerde zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de Inspectie Jeugdzorg via haar toezichtstaak kan controleren of de particuliere zorgaanbieder daadwerkelijk verantwoorde zorg biedt aan de cliënt. De gesubsidieerde zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de inspectie toegang heeft tot de particuliere instelling waar de cliënt verblijft.

Vraag 4

Klopt het dat als een ondernemer gezinsouder wordt, deze circa 36.000 euro per jaar per kind ontvangt? Zo ja, wat vindt u van deze vergoeding? Is deze passend, te hoog of te laag en waarom?

Vraag 5

Heeft u zicht op hoeveel kinderen een zelfstandig ondernemer als gezinsouder gemiddeld heeft per jaar?

Antwoord 5

Ik beschik niet over gegevens over het aantal kinderen dat in particuliere gezinshuizen verblijft.

Vraag 6

Waar is het bedrag van 36.000 euro op gebaseerd?

Antwoord 4 en 6

In een particulier gezinshuis biedt de gezinshuisouder professionele basispedagogische hulp, verzorging en opvoeding. De gezinshuisouder is 24 uur per dag verantwoordelijk voor de opvoeding en behandeling van de bij hen opgenomen kinderen. Het bedrag dat deze gezinshuisouder hiervoor ontvangt is bedoeld als inkomen en voor de kosten die de gezinshuisouder maakt. Onder deze kosten vallen onder andere huisvestingskosten, kosten voor het levensonderhoud van het kind en voor deskundigheidsbevordering en ondersteuning van de gezinshuisouder. De provincies zijn verantwoordelijk voor de inkoop van de zorg. Zij dienen doelmatig om te gaan met de middelen die zij tot hun beschikking hebben voor uitvoering van de jeugdzorg.

Vraag 7

Denkt u dat door de hoogte van de vergoeding «financieel voordeel» een belangrijke reden is om gezinsvoogd te worden? Zo ja, wat vindt u daarvan?

Antwoord 7

In uw vraag noemt u de gezinsvoogd. Uit bovenstaande vragen leid ik af dat u hier echter doelt op de gezinshuisouder. Bij de beantwoording van deze vraag ga ik daar dan ook vanuit.

Het is de verantwoordelijkheid van de gesubsidieerde zorgaanbieder om zorgvuldig af te wegen welke motieven ten grondslag liggen aan de keuze van iemand om gezinshuisouder te worden. Ik vertrouw er op dat deze zorgvuldige afweging van de gesubsidieerde zorgaanbieder er toe leidt dat diegenen die gezinshuisouder wil worden vanwege financiële overwegingen niet in aanmerking komen voor de opvang van jeugdigen.


X Noot
1

Nationale Zorggids, 31-12-2012

Naar boven