Vragen van de leden Klijnsma en Wolbert (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over overbelasting van mantelzorgers (ingezonden 19 juli 2012).

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 oktober 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3191.

Vraag 1 en 2

Bent u op de hoogte van de resultaten van de meldactie van Mezzo, waaruit blijkt dat ongeveer 86 procent van de mantelzorgers  zorg- en huishoudelijke taken uitvoert in het verpleeghuis en veertig procent van de mantelzorgers dit dagelijks doet?1 Wat is uw reactie op dit bericht?

Wat vindt u van het feit dat 57 procent van de mantelzorgers  zich verplicht voelt om taken uit te voeren in het verpleeghuis omdat zij het gevoel hebben dat hun naaste anders aandacht en zorg tekort komt? Denkt u dat mensen inderdaad zorg tekort komen in een verpleeghuis en de zorg van mantelzorgers onmisbaar is?

Antwoord 1 en 2

Ik ben een warm voorstander (van het bevorderen) van een grotere betrokkenheid van familie bij de ondersteuning van bewoners van zorginstellingen. De inbreng van familie en mantelzorgers is altijd vrijwillig en in aanvulling op de basiszorg. Zij voegen extra kwaliteit van leven toe. Veel mantelzorgers hebben bepaalde taken in de thuissituatie al op zich genomen en willen dat graag ook blijven doen in het verpleeghuis. Ik betreur dat er blijkbaar mantelzorgers zijn die zich daartoe verplicht voelen. De zorgplanbespreking is daarom bij uitstek een goed moment om expliciet ook over de bijdrage van de familie te spreken en daarover (op basis van vrijwilligheid) afspraken te maken. Om alle betrokken (zorgaanbieder, cliënt en familie) duidelijkheid te geven over wederzijdse verwachtingen is het goed om deze afspraken vast te leggen in het zorgplan. Het zorgplan en de daarin gemaakte afspraken over familieparticipatie kunnen regelmatig worden besproken en indien wenselijk worden bijgesteld.

Ik wil de resultaten van de door Mezzo georganiseerde meldactie in perspectief plaatsen. Ongeveer 1 000 mantelzorgers doen mee aan het mantelzorgpanel van Mezzo. Van deze 1 000 mantelzorgers hebben 51 mensen gereageerd op de vragen van Mezzo met betrekking tot hun rol in de zorg voor naasten die in een verpleeghuis verblijven. Het bericht is dus gebaseerd op een beperkte groep mantelzorgers. Ik neem deze signalen echter serieus en ga over de uitkomsten in overleg met Mezzo en Actiz.

Vraag 3

Deelt u de mening dat veel mantelzorgers op dit moment overbelast (dreigen te) worden en dat dit voorkomen moet worden omdat mantelzorgers van grote waarde zijn in de zorg ?Zo ja, welke mogelijkheden heeft u daartoe?

Antwoord 3

Onderzoek van het SCP uit 2012 geeft aan dat er inderdaad veel mantelzorgers zijn die zich overbelast voelen. Het SCP spreekt van circa 450 000 mantelzorgers. Hoewel overbelasting nooit helemaal zal zijn te voorkomen, spreekt het vanzelf dat dit aantal overbelaste mantelzorgers te hoog is. In mijn brief mantelzorg van 29 maart 2012 geef ik aan hoe ik met ondersteuning van mantelzorgers wil stimuleren onder meer ter voorkoming van overbelasting. De acties uit de brief zijn gericht op het maken van afspraken met veldpartijen, koepels en gemeenten over bijvoorbeeld het beter combineren van zorg en werken, het beter inzetten van respijtzorg, het verbeteren van de relatie tussen professionals en mantelzorger en het versterken van de lokale ondersteuning.

Vraag 4 en 5

Bent u het eens met Mezzo dat betere communicatie tussen mantelzorgers en professionals «overbelasting'  van mantelzorgers kan voorkomen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?

Bent u bereid de Kamer vóór de behandeling van de begroting 2013 een plan van aanpak te sturen waarin de rol van de mantelzorger en de afbakening van taken en verantwoordelijkheden worden gedefinieerd en met name de mogelijkheden voor verbetering van de communicatie tussen mantelzorger en professionele zorgverleners nader worden ingevuld?

Antwoord 4 en 5

Zoals als ik in het antwoord op vraag een heb aangegeven, ben ik een warm voorstander (van het bevorderen) van een grotere betrokkenheid van familie bij de ondersteuning van bewoners van zorginstellingen. Goede communicatie tussen professionals en mantelzorgers is daarbij van groot belang. Wanneer professionals en mantelzorgers elkaar beter begrijpen, zal dit leiden tot een groter vertrouwen in de mogelijkheden die de andere heeft om goed voor een zorgbehoevende te zorgen. Dit kan zorgen wegnemen bij mantelzorgers. Ik ben van plan om samen met Mezzo, het Expertisecentrum Mantelzorg en «de opleidingen» om de tafel te gaan zitten om te bezien hoe mantelzorg beter op het netvlies van de professional kan komen. Daarnaast is het gewenst dat er op de werkvloer een betere communicatie ontstaat zodat goede afspraken gemaakt kunnen worden in het zorgplan over de taken die de mantelzorger vrijwillig gaat verrichten. Tevens ligt er ook een verantwoordelijkheid voor werkgevers en leidinggevenden. Werkgevers kunnen bijvoorbeeld in de bijscholing hier aandacht aan schenken. Ik ga met werkgevers in de zorg aan de slag om hier een nadere uitwerking aan te geven.

Het verbeteren van de relatie – waaronder ook de communicatie – tussen de professionele zorgverlener, de zorginstelling en de mantelzorger is één van de acties van mijn eerdergenoemde brief mantelzorg. Over de uitvoering van deze brief zal ik in het voorjaar van 2013 rapporteren.


X Noot
1

Spits, 16 juli 2012, «Mantelzorger overbelast»

Naar boven