Vragen van het lid Klaver (GroenLinks) aan de minister van Financiën over het bericht «SNS lost risicodragende schuld af ondanks kapitaalnood» (ingezonden 7 december 2012).

Antwoord van minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 7 maart 2013).

Vraag 1 tot en met 4

Hoe beoordeelt u het bericht dat SNS REAAL houders van speciale achtergestelde schuldbewijzen volledig gaat terugbetalen, terwijl SNS REAAL de verleende staatssteun uit 2008 nog niet heeft afgelost?1

Hoe beoordeelt u het dat de belastingbetaler hierdoor achtergesteld wordt op beleggers?

Hoe beoordeelt u het dat SNS REAAL houders van speciale achtergestelde schuldbewijzen volledig terug gaat betalen, terwijl zij op dit moment volgens het Financieel Dagblad in onderhandeling is met uw ministerie over mogelijke nieuwe staatssteun vanwege aanhoudende kapitaalnood? Vindt u dit niet opmerkelijk?

Welke invloed heeft de geplande aflossing door SNS REAAL op de door het Financieel Dagblad genoemde onderhandelingen tussen SNS REAAL en uw ministerie over mogelijke staatssteun?

Antwoord vraag 1 tot en met 4

SNS Bank heeft in 2002 en 2003 drie series achtergestelde eeuwigdurende obligatieleningen (de zogeheten participatiecertificaten) aangeboden aan retailklanten. SNS Bank mocht deze participatiecertificaten na tien jaar aflossen, maar was daartoe niet verplicht. Op grond van de toepasselijke voorwaarden was voor het aflossen van de participatiecertificaten toestemming van De Nederlandsche Bank (DNB) vereist.

Begin december 2011 hebben DNB en het ministerie van Financiën gezamenlijk een projectgroep ingesteld om mogelijke scenario’s ten aanzien van de SNS REAAL groep te analyseren. In haar brief van 2 oktober 2012 heeft DNB aangegeven

dat zij met het oog op de kwetsbare situatie van SNS REAAL en de lopende discussies met het ministerie van Financiën over het bepalen van een structurele oplossing, bij het nemen van bepaalde toezichtbeslissingen het belang van het voorkomen van een noodsituatie bij een systeemrelevante instelling doorslaggevend heeft geacht. DNB heeft hierbij onder meer gewezen op haar in maart 2012 genomen besluit ten aanzien van de aflossing van de eerste serie participatiecertificaten. DNB heeft er in dezelfde brief op gewezen dat zich toentertijd in de nabije toekomst vergelijkbare situaties zouden voordoen. Hierbij heeft DNB specifiek gewezen op het verzoek van SNS Bank om toestemming te verlenen voor de aflossing van de tweede serie participatiecertificaten in december 2012. Op het moment dat door DNB toestemming werd verleend voor het aflossen van de tweede serie participatiecertificaten, werden twee publiek-private oplossingen nog uitgebreid onderzocht. Bij het verlenen van de toestemming speelde een rol dat de kans op een oplossing voor de SNS REAAL groep zou worden verkleind indien er geen toestemming zou worden verleend. Nadien is helaas gebleken dat beide publiek-private oplossingen niet haalbaar waren. Met het oog op het waarborgen van de financiële stabiliteit was ik daarom op 1 februari jongstleden genoodzaakt tot nationalisatie van SNS REAAL over te gaan.

SNS Bank heeft in haar aanvragen bij DNB voor de aflossing van zowel de eerste als de tweede serie participatiecertificaten aangegeven dat indien niet afgelost zou worden de participatiehouders een vordering tot schadevergoeding zouden kunnen instellen jegens SNS Bank op gronden dat zij er, gezien wat hun in het verleden door SNS Bank in het vooruitzicht werd gesteld, op mochten vertrouwen afgelost te worden. SNS Bank had zich daarbij mede gebaseerd op ingewonnen juridisch advies en DNB heeft de betreffende adviezen doen toetsen. Gelet op het voorgaande heeft DNB, na overleg met het ministerie van Financiën en de Autoriteit Financiële Markten, in december 2012 de Tier 1 kwalificatie van de door SNS Bank uitgegeven participatiecertificaten ingetrokken en heeft DNB toestemming verleend voor het aflossen van deze participatiecertificaten. Reden voor de intrekking van de Tier 1 kwalificatie was dat de participatiecertificaten niet langer voldeden aan de eis voor Tier 1 instrumenten als bedoeld in artikel 91a van het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) of enige andere vorm van toetsingsvermogen in de zin van het Bpr, oftewel dat deze participatiecertificaten niet meer tot het kapitaal van SNS Bank mochten worden gerekend. Gelet op het risico op massale schadeclaims was er namelijk de facto sprake van een situatie waarin aflossing niet langer alleen op initiatief van de instelling kon plaatsvinden, wat een vereiste is voor Tier 1 kapitaal. SNS Bank is vervolgens op 24 december 2012 overgegaan tot aflossing van de tweede serie participatiecertificaten.

Tegen de achtergrond van de berichtgeving dat er in het verleden mogelijk onjuist is gehandeld bij het aanbieden en/of adviseren van de participatiecertificaten, begrijp ik de beslissing van SNS Bank om de tweede serie participatiecertificaten af te lossen. Het niet uitbetalen van de tweede serie participatiecertificaten zou er naar verwachting toe hebben geleid dat SNS Bank gehouden zou zijn om een omvangrijke schadevergoeding te betalen aan deze houders van participatiecertificaten.

Vraag 5 tot en met 7

Bent u bereid de Nederlandsche Bank (DNB) te verzoeken de Kamer voor het kerstreces een toelichting te sturen op zijn besluit om goedkeuring te geven aan SNS REAAL om speciale achtergestelde schuldbewijzen terug te gaan betalen ondanks de kapitaalnood waarin de bank verkeert?

Bent u bereid DNB tevens te verzoeken de Kamer voor het kerstreces een toelichting te geven op het besluit dat participatiecertificaten niet meer meetellen als bufferkapitaal en toe te lichten hoe dit besluit zich verhoudt tot de financiële situatie van SNS REAAL?

Hoe beoordeelt u het functioneren van DNB als onafhankelijk toezichthouder met betrekking tot het besluit dat participatiecertificaten niet meer meetellen als bufferkapitaal?

Antwoord vraag 5 tot en met 7

DNB is op grond van artikel 1:24 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) prudentieel toezichthouder op banken met een Nederlandse bankvergunning. DNB treedt op grond van de toezichtwetgeving op als zelfstandig toezichthouder («op afstand van de minister») en past de geldende wet- en regelgeving toe. DNB voert op grond van de geldende wet- en regelgeving een zelfstandige toets uit of bepaalde vermogensbestanddelen al dan niet kwalificeren als aanvullend kapitaal van banken. In beginsel is DNB op grond van de toezichtwetgeving gehouden tot geheimhouding van gegevens over individuele instellingen en is het DNB om die reden niet toegestaan om een toelichting te sturen op haar besluit. Graag wijs ik er in dit verband op dat de vaste commissie voor Financiën op 8 maart 2013 een hoorzitting zal houden over SNS REAAL. Ik heb ingestemd met deelname van DNB aan de hoorzitting over het toezicht op SNS REAAL voor zover het gesprek ertoe strekt de vertegenwoordiger van DNB op technische aspecten te bevragen en feitelijke informatie in te winnen. Tijdens deze hoorzitting zou ook het besluit van DNB over de participatiecertificaten aan de orde kunnen komen.

Vraag 8

Kunt u uiteenzetten hoeveel participatiecertificaten de Nederlandse banken (gezamenlijk) uit hebben staan?

Antwoord 8

De Wft bevat geen definitie van het begrip «participatiecertificaat». In algemene zin geldt dat de door de Nederlandse banken uitgegeven instrumenten onderling sterk van elkaar verschillen onder andere wat betreft de aard, de toepasselijke voorwaarden en het type investeerder waarvoor de instrumenten bestemd zijn. Het is daarom niet mogelijk om aan te geven hoeveel «participatiecertificaten» de Nederlandse banken (gezamenlijk) uit hebben staan.

Vraag 9

Wat zijn de effecten van het besluit dat participatiecertificaten niet meer meetellen als bufferkapitaal op de solvabiliteitsratio’s van de Nederlandse banken?

Antwoord 9

Het besluit van DNB heeft betrekking op de participatiecertificaten van SNS Bank en heeft geen betrekking op andere door Nederlandse banken uitgegeven instrumenten en het bufferkapitaal, en daarmee de solvabiliteitsratio’s, van die banken.

Vraag 10

Gaat u bij eventuele staatssteunoperaties in de toekomst contractueel laten vastleggen dat de staatssteun volledig terugbetaald dient te zijn voordat de instelling die een beroep heeft gedaan op staatssteun, over kan gaan tot het aflossen van schulden aan kapitaalverstrekkers?

Antwoord 10

Ik ben van mening dat staatssteun zodanig moet worden vormgegeven dat het prikkels bevat om de door de Staat verleende staatssteun terug te betalen. Ook het beleid van de Europese Commissie ten aanzien van staatssteun aan financiële instellingen is erop gericht om deze instellingen op lange termijn levensvatbaar te maken en de staatssteun zo spoedig mogelijk terug te betalen. Het contractueel laten vastleggen dat staatssteun volledig terugbetaald dient te zijn voordat de instelling die een beroep heeft gedaan op staatssteun over kan gaan tot het aflossen van schulden aan vermogensverstrekkers, heeft ongewenste neveneffecten. Het zou ertoe kunnen leiden dat vermogensverstrekkers niet langer bereid zijn om middelen te verschaffen aan de instelling die een beroep heeft gedaan op staatssteun, waardoor de instelling niet in staat zou zijn om zelfstandig te functioneren en de levensvatbaarheid in het geding komt. Het kan tevens tot rechtszaken leiden indien de instelling reeds bestaande juridische verplichtingen jegens vermogensverstrekkers niet nakomt.


X Noot
1

Financieel Dagblad, 6 december 2012

Naar boven