Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht «NVWA veegt fouten onder het tapijt» (ingezonden 18 februari 2013).

Antwoord van staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 7 maart 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het geval van de varkenshouder wiens dieren besmet veevoer hebben gekregen ten tijde van de MPA-affaire, waarbij in varkensvoer het synthetische hormoon Medroxyprogesterone-acetaat werd aangetroffen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Kunt u uitleggen waarom de herhaalde verzoeken van deze varkenshouder om het ontvangen van testuitslagen van zijn dieren steeds werden geweigerd, terwijl de rekening voor deze testen al wel bij de varkenshouder lag, en kunt u aangeven of deze gang van zaken gebruikelijk is?

Vraag 3

Hoe beoordeelt u het feit dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de door deze varkenshouder opgevraagde informatie steeds weer achterhield en uiteindelijk, ruim tien jaar later, nog steeds niet heeft gegeven?

Vraag 4

Kunt u bevestigen dat de NVWA in januari 2013 tegen de betreffende varkenshouder heeft gezegd dat zijn testresultaten negatief waren? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de mededeling aan journalisten dat de gevraagde testresultaten niet meer in het archief aanwezig waren? Zo nee, kunt u toelichten welke communicatie er dan wel is geweest in januari 2013 tussen de NVWA en de betreffende varkenshouder?

Vraag 5

Hoe beoordeelt u het vermoeden van deze varkenshouder dat de Algemene Inspectiedienst (AID), nu NVWA, de testgegeven opzettelijk heeft vernietigd?

Vraag 8

Bent u bereid ervoor te zorgen dat de opgevraagde informatie alsnog schriftelijk wordt verstrekt aan de veehouder en de Kamer ook hierover te informeren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3, 4, 5 en 8

Bij het betreffende bedrijf is in 2002 MPA aangetroffen. Tussen november 2002 en maart 2003 zijn opnieuw varkens van deze varkenshouder onderzocht op MPA. De resultaten van de tweede ronde waren negatief (geen MPA).

Uitslagen van testen kunnen op verzoekdoor de veehouders worden opgevraagd. Niet meer duidelijk is of de betreffende varkenshouder dat destijds ook heeft gedaan. In elk geval zijn er geen maatregelen voortgekomen uit de testen.

Uitslagen van testen worden door de NVWA gedurende 3 jaar bewaard. Indertijd gold een bewaartermijn van 5 jaar. Beide bewaartermijnen zijn inmiddels ruimschoots verstreken, waardoor de NVWA derhalve niet meer over de testuitslagen beschikt. Van opzettelijke vernietiging is geen sprake.

De kosten van het nemen van monsters bij incidenten en crises worden in het algemeen alleen in rekening gebracht indien er sprake blijkt te zijn van een besmetting op het bedrijf. In dit geval was per abuis een rekening gestuurd, die later ook in de bezwaarfase als onjuist is gekwalificeerd.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het vrijgeven van de testresultaten aan de veehouder de normale gang van zaken zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u garanderen dat dit tegenwoordig ook gebeurt, mocht een dergelijk geval weer aan de orde zijn?

Vraag 12

Kunt u aangeven hoe de huidige protocollen met betrekking tot besmet veevoer eruit zien en daarbij ingaan op de laboratoria die de tests uitvoeren, hoe lang zij hun testresultaten mogen bewaren en of zij bevoegd zijn testresultaten vrij te geven aan veehouders wanneer zij daarom vragen?

Antwoord 6 en 12

Uitslagen van testen kunnen op verzoek worden opgevraagd door de veehouder. Ze worden niet standaard vertrekt. Het overgrote deel van de ruim 33.000 monsternames per jaar is namelijk negatief (geen afwijkend resultaat) en hebben dus geen gevolgen voor de veehouder. Het standaard mededelen van alle testresultaten zou een te zware administratieve last zijn voor de NVWA.

Een contra-analyse kan eveneens op verzoek plaatsvinden. Iedere veehouder kan bij de monsterneming een monster opvragen. Daarnaast bewaart de NVWA gedurende de verplichte bewaartermijn een contra-monster die op verzoek gebruikt kan worden, mocht de veehouder dit wensen.

Diervoedertesten worden uitgevoerd bij het RIKILT. De uitslagen van de testen kunnen worden opgevraagd bij de NVWA.

Vraag 7

Deelt u de mening van de varkenshouder dat de NVWA ten tijde van de MPA-crisis verkeerd heeft gehandeld door testresultaten achter te houden en wellicht niet de hele waarheid te spreken over de oorzaak daarvan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u vervolgstappen nemen en de NVWA hierop aanspreken?

Antwoord

Deze mening deel ik niet. Zie mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 9

Kunt u uiteenzetten door welke laboratoria en op welke manier de tests voor MPA-besmettingen toentertijd zijn uitgevoerd, en hoe lang testresultaten bewaard moesten blijven door laboratoria, en waarom voor deze manier en laboratoria is gekozen en of de gekozen weg in overeenstemming was met de toen geldende Europese en nationale wetgeving? Zo ja, hoe beoordeelt u deze werkwijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De testen zijn uitgevoerd door het RIKILT, het RIVM, TNO en de NVWA (destijds: RVV), onder de verantwoordelijkheid van de NVWA (destijds: RVV). Zij waren alle aangewezen als erkende laboratoria voor de analyse van residuen van diergeneesmiddelen. Deze wijze van uitvoering sloot aan bij de in Nederland beschikbare laboratoriumexpertise en -capaciteit, alsmede bij de toenmalige samenwerkingsverbanden. De analysemethoden voldeden aan de toen vigerende wetgeving, die overigens nog steeds ongewijzigd van kracht is. Niet-conforme resultaten zijn vastgesteld conform de criteria in Commissie Besluit 2002/657/EG. De bewaartermijn voor analysegegevens is drie jaren.

Vraag 10

Kunt u een verklaring geven voor het feit dat biggen, die geen brijvoer maar droogvoer hadden gekregen, mogelijk ook besmet waren, terwijl de MPA op dat moment alleen was aangetroffen in brijvoer? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In het incident met MPA bleken er drie voerstromen verontreinigd te zijn. Bij de betreffende veehouder speelde in eerste instantie het brijvoerstroom een belangrijke rol. De precieze oorzaak van de besmetting van de biggen is niet nader onderzocht.

Vraag 11

Hoe kunt u garanderen dat een dergelijke gang van zaken zoals met de varkenshouder ten tijde van de MPA-affaire niet meer voorkomt en dat veehouders voortaan tijdig worden geïnformeerd over de testuitslagen van hun bedrijf? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Over de MPA-affaire hebben mijn voorgangers destijds uitvoerig met u van gedachten van gewisseld.

Testresultaten worden op verzoek meegedeeld aan veehouders.

Vraag 13

Kunt u uiteenzetten welke stappen er in de afgelopen tien jaar zijn genomen om ervoor te zorgen dat een dergelijk grootschalige besmetting van veevoer niet meer voor kan komen, en op welke wijze de NVWA de controles hierop heeft verbeterd?

Antwoord

In het kort zijn de volgende maatregelen genomen:

  • De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de regelgeving voor diervoeders is voor een groot deel weer bij de rijksoverheid komen te liggen (Kaderwet Diervoeders, Wet Dieren).

  • De Europese diervoederregelgeving is aangescherpt (Diervoederhygiëneverordening (EG) nr. 183/2005).

  • Het kwaliteitssysteem van de diervoedersector GMP+ is sterk verbeterd.

  • Het bedrijfsleven heeft nieuwe initiatieven genomen ter borging van de veiligheid van diervoeders (TrusQ en Trustfeed).

  • Het toezicht van de NVWA is aangescherpt.

  • Er is een betere samenwerking en communicatie tussen overheid en bedrijfsleven, zowel in reguliere situaties als bij incidenten en crises.

Dit alles heeft geleid tot een hoger kwaliteitsbesef en een groter verantwoordelijkheidsgevoel bij de diervoedersector. Dat wil niet zeggen dat er nooit meer incidenten zullen zijn. Wel is de kans kleiner en zullen de problemen sneller aangepakt kunnen worden.


X Noot
1

V-focus, februari 2013, NVWA veegt fouten onder het tapijt

Naar boven