Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, en de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister voor Wonen en Rijksdienst over energiebesparing door minder en duurzame verlichting (ingezonden 4 februari 2013).

Antwoord van staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu), mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu, de minister voor Wonen en Rijksdienst en de staatssecretaris van Economische Zaken (ontvangen 5 maart 2013). Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1427.

Vraag 1

Kent u het bericht «Frankrijk dooft vanaf 1 juli 's nachts het licht»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is de stand van zaken bij de in de begroting van het Infrastructuurfonds aangekondigde gefaseerde invoering van het uitzetten van de verlichting na 21.00 uur op wegen zonder rijtaakverzwarende omstandigheden? Op hoeveel kilometer wegvak is dit inmiddels gerealiseerd en wat is de verdere planning?2

Antwoord 2

Op dit moment worden de wegvakken in kaart gebracht waar de verlichting zal worden uitgezet en vinden voorbereidingen plaats om dit mogelijk te maken. De maatregel wordt vanaf voorjaar 2013 geïmplementeerd.

Vraag 3

Zijn er inmiddels gegevens bekend over de met deze maatregel gerealiseerde energie- en kostenbesparing en de verkeersveiligheidseffecten? Zo ja, zijn deze naar verwachting?

Antwoord 3

Er zijn nog geen gegevens bekend, omdat de maatregel nog niet is ingevoerd.

Vraag 4

Wordt ook de mogelijkheid van dimbare verlichting of verlichting die reageert op de aanwezigheid van verkeer onderzocht om tot meer besparing van energie en kosten te komen en tot vermindering van lichtvervuiling?

Antwoord 4

Dimbare verlichting is een bekend fenomeen op de Nederlandse snelwegen: al vele jaren zijn grote delen van de Nederlandse snelwegen hiervan voorzien. Verlichting die reageert op de aanwezigheid van verkeer is op Rijkswegen niet opportuun aangezien de intensiteiten daarvoor, ook gedurende de stille uren, nog te hoog zijn waardoor de verlichting nauwelijks zou doven.

Vraag 5

Wat is uw mening over het aanbrengen van ledverlichting in de bestrating, waardoor het licht effectief schijnt op de plekken waar dat uit het oogpunt van verkeersveiligheid nodig is en onnodige lichtvervuiling wordt tegengegaan? Bent u bereid pilots hiervoor te ontwikkelen dan wel te ondersteunen, zodat nader onderzoek hiernaar gedaan kan worden?

Antwoord 5

RWS maakt onderscheid tussen licht dat erop gericht is de weg te verlichten en licht dat erop gericht is het verkeer te geleiden door het verloop van de weg aan te geven. Dit tweede wordt aangeduid met de term «actieve markering». Deze actieve markering verhoogt op deze locaties de verkeersveiligheid doordat de geleiding van het verkeer daar wordt verbeterd.

Actieve markering is geen volwaardig alternatief voor bestaande openbare verlichting. Openbare verlichting heeft, grofweg gezien, een tweetal functies: enerzijds zicht bieden op het verloop van de weg (geleiding) en anderzijds ondersteuning van de weggebruiker bij het inschatten van de positie en snelheid van het overige verkeer. Voor deze tweede functie is actieve markering niet geschikt.

Verlichting in het wegdek betekent ook dat er meer techniek in de wegconstructie wordt geïntegreerd, die stuk kan gaan. RWS is er erg op gespitst om robuuste techniek toe te passen en wegafzettingen voor onderhoud te voorkomen.

Vraag 6

Bent u bereid in overleg te gaan met provincies en gemeenten om ook op provinciale en lokale wegen te komen tot reductie van de verlichting waar dit vanuit het oogpunt van sociale veiligheid en verkeersveiligheid verantwoord is?

Antwoord 6

Er wordt reeds kennis over wegverlichting uitgewisseld tussen de wegbeheerders.

Vraag 7

Ziet u mogelijkheden om in navolging van Frankrijk te komen met (aangescherpte) regelgeving voor reductie van nachtelijke verlichting van en binnen kantoorgebouwen, winkels en reclamezuilen?

Antwoord 7

Een verplichting om alle verlichting uit te schakelen ligt in Nederland niet voor de hand. Zowel in de bouw- als in de milieuregelgeving zijn reeds bepalingen opgenomen om onnodig gebruik van verlichting te voorkomen.

In het kader van de bouwregelgeving zijn minimumeisen vastgesteld voor de energieprestatie van nieuwe gebouwen. Aanwezigheidsdetectie, daglichtschakeling en een veegschakeling voor het uitschakelen van verlichting op momenten dat dit mogelijk is, dragen bij aan een hogere energieprestatie van het gebouw en zijn onderdeel van deze eisen. Deze maatregelen worden ook gewaardeerd in de bepalingsmethoden voor de bestaande bouw.

Daarnaast geldt voor bestaande gebouwen op grond van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit dat bedrijven verplicht zijn energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Hieronder vallen ook kantoorgebouwen en winkelpanden met een energieverbruik van meer dan 50.000 Kwh. Een maatregel die zich in de meeste gevallen binnen deze vijf jaar terug verdient en die in die gevallen dus onder deze verplichting valt, is bewegingsdetectie. Bij toepassen van bewegingsdetectie zal geen sprake zijn van overbodige verlichting. Bij bovenstaande dient wel te worden aangetekend dat het met oog op de veiligheid niet altijd opportuun is om de verlichting geheel uit te schakelen.

Vraag 8

Zijn er inmiddels donkertegebieden in Nederland aangewezen, gebruikmakend van de mogelijkheid die het Activiteitenbesluit hiertoe biedt (artikel 2.1 sub 2 onder q)? Zo nee, bent u bereid over de aanwijzing van dergelijke gebieden in overleg te gaan met de provincies?

Antwoord 8

Het Activiteitenbesluit biedt geen basis om donkertegebieden aan te wijzen. Het is ook geen rijkstaak om daar initiatieven voor te nemen. Met de decentralisatie van het beleid voor ruimtelijke ordening, natuur en landschap ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij provincies. Wel ben ik bereid om in het overleg met de «klimaatambassadeurs» dit onderwerp op lokaal niveau te agenderen.


X Noot
2

Kamerstuk 33 400-A nr. 2, blz 146

Naar boven