Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over zijn toezegging om de slachtoffers van het schietincident in Alphen aan den Rijn het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche integraal openbaar te maken (ingezonden 28 januari 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 1 maart 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1351.

Vraag 1

Herinnert u zich uw toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg op 6 december 2012 om het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche ten aanzien van het schietincident in Alphen aan den Rijn openbaar te maken?1

Vraag 2

Kunnen uw woorden in dat algemeen overleg anders worden gelezen of geïnterpreteerd dan dat de slachtoffers het integrale onderzoeksrapport tot hun beschikking zouden krijgen? Zo ja, waar blijkt dat precies uit en hoe zouden uw woorden dan wel gelezen of geïnterpreteerd moeten worden?

Antwoord op vragen 1 en 2

Ik heb tijdens het Algemeen Overleg op 6 december 2012 aangegeven dat ik er, binnen de wettelijke kaders, voor zal zorgen dat de slachtoffers de beschikking krijgen over het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen een doelgebonden verstrekking ten behoeve van de slachtoffers en openbaarmaking voor een ieder. Dit laatste heb ik niet toegezegd.

Vraag 3

Hebben de slachtoffers van het schietincident inmiddels de beschikking over het integrale en volledig leesbare onderzoeksrapport van de Rijksrecherche? Zo ja, wanneer hebben zij dat gekregen? Zo nee, waarom niet en wanneer krijgen zij dat wel?

Antwoord

Na mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg is het Openbaar Ministerie (OM) in overleg getreden met de advocaat van de slachtoffers om te bezien hoe op een zo goed mogelijke manier uitvoering kon worden gegeven aan mijn toezegging. Uitgangspunt was daarbij dat de slachtoffers, binnen de wettelijke mogelijkheden, op een zo ruim mogelijke wijze worden bediend. Gelet op de context van een kort geding, waarvoor reeds een conceptdagvaarding was ontvangen, is ook de Landsadvocaat in het overleg betrokken. Het overleg tussen de Landsadvocaat en de advocaat van de slachtoffers heeft wat betreft het Rijksrechercheonderzoek tot overeenstemming geleid over de te verstrekken onderdelen. Deze stukken zijn op 18 januari 2013 volgens afspraak geanonimiseerd aan de advocaat van de slachtoffers verstrekt. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn alle personen waarvan de naam is weggelaten vervangen door een letter en nummer.

Vraag 4

Weet u of de slachtoffers behalve aan het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche aan nog meer niet eerder verstrekte documenten behoefte hebben? Zo ja, welke documenten zijn dat? Zo nee, wilt u daarover in contact met de slachtoffers treden?

Vraag 5

Zullen de slachtoffers alle door hen gewenste documenten ontvangen? Zo ja, welke documenten gaat u nog verstrekken en op welke termijn? Zo nee, waarom niet en welke documenten betreft dit?

Antwoord op vragen 4 en 5

De advocaat van de slachtoffers heeft aangegeven tevens de beschikking te willen krijgen over het «post mortem» onderzoek naar Tristan van der V. Dit onderzoek, dat geen deel uitmaakte van het Rijksrechercheonderzoek, is uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP). Het OM heeft gelet op toepasselijke regelgeving en jurisprudentie geen ruimte gezien om inzage in dit medische dossier te geven. Zowel de ouders van Tristan van der V. als het NIFP hebben tegen inzage ook bezwaar gemaakt. Dit rapport is inzet geweest voor het kort geding dat op 29 januari 2013 heeft gediend. De rechter heeft op 14 februari 2013 uitspraak gedaan en bepaald dat het medisch beroepsgeheim en de privacy van betrokkenen een verstrekking van het rapport aan de slachtoffers in de weg staan.


X Noot
1

33 033, nr. 12, p. 11–12

Naar boven