Vragen van het lid Mohandis (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het onderzoek «Teacher evaluations and pupil achievement: Evidence from classroom observation» van het Centraal Planbureau (ingezonden 4 februari 2013).

Antwoord van staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 27 februari 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het onderzoek van het Centraal Planbureau «Teacher evaluations and pupil achievement: Evidence from classroom observation»?1

Antwoord 1

Ja, dit punt vloeit voort uit het beleid van het kabinet Rutte I.

Vraag 2

Wat is uw oordeel over de stelling van de onderzoekers dat aan de hand van evaluatie van docenten in de context van een klaslokaal, de leerresultaten van leerlingen voorspeld kunnen worden?

Antwoord 2

Dit laat zien dat met het meetinstrument dat in dit onderzoek is gebruikt (lesobservaties door getrainde observatoren) wordt gekeken naar de cruciale elementen van leerkrachthandelen. Het gaat om elementen die ertoe doen voor het bereiken van goede leerprestaties.

Vraag 3

Ziet u mogelijkheden om, via de door de onderzoekers gehanteerde observatiemethode, in te zetten op het verbeteren van de docentkwaliteit in het primair onderwijs? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ja, die mogelijkheid zie ik en de resultaten uit de pilot sluiten uitstekend aan bij de prioriteiten uit het regeerakkoord. Ik zie die mogelijkheid in eerste instantie voor het voortgezet onderwijs. Momenteel wordt gewerkt aan plannen waarbij deze werkwijze (gerichte lesobservaties en coaching van leerkrachten) onderdeel is van de begeleiding van startende leraren in tekortvakken (vakken waarvoor moeilijk een leraar is krijgen). Daarnaast wil ik – in het verlengde van het regeerakkoord – ervoor zorgen dat het instrument en de kansrijkheid van feedback en coachinterventies veel meer wordt ingezet in het primair en voortgezet onderwijs. In het overleg dat plaatsvindt met de Stichting van het Onderwijs over het Nationaal Onderwijs Akkoord staat dit onderwerp dan ook hoog op de agenda.

Vraag 4

Deelt u de mening dat bij het beoordelen van de kwaliteit van scholen er meer aandacht moet zijn voor docentkwaliteit? Ziet u voor de Inspectie van het Onderwijs mogelijkheden om dit uit te voeren op basis van de methodiek die in het bovenstaande onderzoek beschreven wordt?

Antwoord 4

Ik deel die mening niet. De inspectie beoordeelt de lerarenkwaliteit bij risicoscholen. Dit doet de inspectie om verklaringen voor kwaliteitsrisico’s te vinden, niet om individuele leraren te beoordelen. Het door het CPB gebruikte onderzoeksinstrument om de kwaliteit van leraren vast te stellen, vertoont overigens sterke overlap met het toezichtinstrument van de Inspectie.

Ik zie hier vooral een rol voor schoolleiders en bestuurders. Zij kunnen de beschreven werkwijze inzetten op hun scholen en benutten als hulpmiddel voor hun personeels- en professionaliseringsbeleid. In een professionele lerende organisatie ligt hiervoor bovendien niet alleen een verantwoordelijkheid voor schoolleiders en bestuurders, maar ook voor leerkrachten zelf.

Naar boven