Vragen van het lid Oskam (CDA) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de minister van Financiën over de vergunningplicht Autoriteit Financiële Markten (AFM) op het gebied van onder andere curatele en bewindvoering (ingezonden 11 januari 2013).

Antwoord van minister Dijsselbloem (Financiën), mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) (ontvangen 27 februari 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1168.

Vraag 1

Kent u het persbericht van de AFM?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 t/m 5

Is het waar dat bewindvoerders ten behoeve van het openen van een bankrekening voor een cliënt een vergunning nodig hebben van de AFM? Zo ja, hoe verhoudt zich naar uw mening deze vergunningplicht tot artikel 1:441, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat zegt dat de bewindvoerder bij vervulling van zijn taak de belanghebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt en tot artikel 1:436, vierde lid, BW dat de bewindvoerder verplicht om zo spoedig mogelijk een rekening te openen bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen?2

Deelt u de mening dat uit artikel 1:441, eerste lid, BW volgt dat de bewindvoerder moet worden gezien als elke andere natuurlijke persoon die zonder vergunning een bankrekening kan, respectievelijk moet, ingevolge artikel 1:436, vierde lid, BW, openen? Zo neen, waarom niet?

Deelt u de mening dat, ingeval een bewindvoerder inderdaad een vergunning zou moeten hebben om een dergelijke bankrekening te openen, er een extra administratieve last ontstaat voor bewindvoering die tot onnodig oponthoud leidt, alsmede tot hogere kosten, hetgeen niet in het belang is van de kwaliteit van de bewindvoering? Zo neen, waarom niet?

Indien beide voorgaande vragen met «ja» worden beantwoord, bent u dan bereid maatregelen te nemen, respectievelijk uw invloed aan te wenden om het daarheen te leiden dat de vergunningplicht voor bewindvoerders niet wordt ingevoerd respectievelijk komt te vervallen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2 t/m 5

Het openen van een betaal- of spaarrekening voor klanten is een vorm van bemiddelen. Op grond van artikel 2:80 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is het verboden om zonder vergunning te bemiddelen, waarbij onder «bemiddelen» in dit kader wordt verstaan: alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een ander financieel product dan een financieel instrument, krediet, premiepensioenvordering of verzekering tussen een consument en een aanbieder (artikel 1:1 Wft). De definitie gaat derhalve uit van een tussenpersoon die bemiddelt in de totstandkoming van een overeenkomst tussen een consument en een derde. Er is bewust voor de term «tussenpersoon» gekozen om tot uitdrukking te brengen dat de bemiddelaar zelf geen partij wordt bij de overeenkomst inzake het betreffende financiële product.3

De AFM heeft op 20 december 2012 in een nieuwsbericht op haar website een toelichting gegeven op de vergunningplicht bij het openen van betaal- en/of spaarrekeningen voor een klant, waarin staat dat, wanneer inkomensbeheerders, schuldsaneerders, bewindvoerders, curatoren, stamrechtspecialisten en zorginstellingen (in uitoefening van beroep of bedrijf) rekeningen openen voor klanten, zij op grond van de Wft hiervoor thans een vergunning nodig hebben.4 Een bewindvoerder en een curator in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigen de betrokkene in en buiten rechte (vergelijk de artikelen 1:441 en 1:386 juncto 1:337 BW). Zij openen de rekening in naam van de betrokkene; de bewindvoerder of curator wordt zelf geen partij bij die overeenkomst.

De bewindvoerder is op grond van artikel 1:436, vierde lid, van het BW verplicht een rekening te openen voor de betrokkene. De bewindvoerder wordt benoemd door de kantonrechter en staat onder diens toezicht. Gezien de wettelijke plicht om een rekening te openen en het toezicht waar de bewindvoerder thans onder staat, is het mijns inziens niet nodig om te eisen dat een bewindvoerder in de zin van Boek 1 van het BW een Wft-vergunning nodig heeft om te voldoen aan zijn wettelijke plicht tot het openen van een rekening. Te meer daar op grond van het wetsvoorstel Wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap bij algemene maatregel van bestuur nadere kwaliteitseisen aan bewindvoerders zullen worden gesteld.5 Ik zal dan ook in samenspraak met de AFM een vrijstelling vormgeven. Om onduidelijkheid over de vergunningplicht in de tussentijd te voorkomen, zal ik ervoor zorgen dat de vrijstelling zal gelden vanaf de dag dat deze beantwoording is verzonden. Deze vrijstelling zal uitsluitend zien op het openen van een rekening en niet op bijvoorbeeld het adviseren van of bemiddelen in kredieten of verzekeringen en individueel vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 Wft.

Op grond van voornoemd wetsvoorstel zal ook de curator (in de zin van Boek 1) worden verplicht om een rekening te openen voor de betrokkene, zie artikel 1:386, derde lid (nieuw) BW. Ook de curator staat onder toezicht van de kantonrechter. Tevens zullen aan de curator kwaliteitseisen worden gesteld. Om deze redenen zal de hierboven aangekondigde vrijstelling ook gelden voor de curator die een rekening opent voor een betrokkene, met dien verstande dat wat betreft de inwerkingtreding zal worden aangesloten bij voornoemd wetsvoorstel.

Vraag 6

Bent u bereid om waar nodig met de AFM in gesprek te gaan om een helder antwoord te krijgen op de vraag voor welke categorieën financiële dienstverleners die niet zijn genoemd in het BW, zoals genoemd in de uiting van de AFM van 20 december 2012, vergunningplicht opportuun is, gelet op de taken die de AFM zijn toebedeeld?

Antwoord 6

Er zijn wellicht situaties denkbaar waarin op grond van de Wft een vergunning tot bemiddeling nodig wordt geacht, en handhaving van de vergunningsplicht om uiteenlopende redenen niet (langer) wenselijk is. Ik zal hierover in gesprek gaan met de AFM. Wel merk ik op dat ik ook voor inkomensbeheerders, schuldsaneerders, stamrechtspecialisten en zorginstellingen enige vorm van toezicht wenselijk acht. Het ligt daarom niet voor de hand om voor dergelijke dienstverleners een eventuele Wft-vergunningsplicht te laten vervallen zonder te zorgen voor alternatieve maatregelen.


X Noot
1

Uiting van de AFM is bijgevoegd. Bron: website AFM, d.d. 20 december 2012

X Noot
2

In deze set vragen wordt gesproken over «de bewindvoerder». Hiervoor kan mutatis mutandis worden gesproken over «de curator», omdat het BW t.a.v. deze functionaris soortgelijke bepalingen kent.

X Noot
3

Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 19.

X Noot
5

Kamerstukken II 2011/12, 33 054, nr. 2.

Naar boven