Vragen van de leden Kerstens en Vermeij (beiden PvdA) aan de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de kwetsbare positie van jongeren op de werkvloer (ingezonden
30 januari 2013).
Antwoord van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 25 februari
2013)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Jongeren kwetsbaar op de werkvloer»?1
Vraag 2
Herkent u de daarin getrokken conclusie dat jongeren vaker het slachtoffer zijn van
ongevallen op de werkvloer dan oudere werknemers? Beschikt u daaromtrent over aanvullende
gegevens?
Antwoord 2
De conclusie uit het artikel is gebaseerd op cijfers uit het zogenaamde Letsel Informatie
Systeem. Hierin worden gegevens verzameld over ongevallen van werknemers die behandeld
zijn op de spoedeisende hulp.
Ik kom niet tot dezelfde conclusie. Er zijn andere bronnen over arbeidsongevallen
die een completer beeld geven van de stand van zaken in Nederland. Uit de TNO Monitor
Arbeidsongevallen, die betrekking heeft op alle arbeidsongevallen – ernstige en minder
ernstige – blijkt niet dat jongere werknemers vaker het slachtoffer zijn van ongevallen
dan oudere werknemers. Zo hadden in 2011 jonge werknemers van 15 tot 25 jaar een kans
op een arbeidsongeval van 2,5%, terwijl bij werknemers ouder dan 25 jaar de kans 3,0%
was.
Deze monitor wordt door het ministerie gebruikt om periodiek te rapporteren over het
aantal arbeidsongevallen in Nederland.
Vraag 3
Is de blijkbaar kwetsbaardere positie van jongeren op de werkvloer aanleiding voor
u en/of de Inspectiedienst SZW aanleiding daar extra aandacht aan te besteden? Zo
ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Mijn beleid voor gezond en veilig werken heeft mede als uitgangspunt dat jongeren
een kwetsbare positie op de werkvloer hebben. Zo zijn werkgevers op grond van de Arbowet
verplicht aanvullende maatregelen voor jonge werknemers te nemen, onder meer op het
gebied van voorlichting en toezicht, het soort werkzaamheden en de werktijden.
De Inspectie SZW besteedt in het kader van haar zogenaamde sectoraanpak aandacht aan
jongeren in die sectoren waar zij als bijzondere risicogroep zijn geïdentificeerd.
In aanvulling daarop zijn er maatregelen genomen in het kader van het Actieplan Arbeidsveiligheid
(2010–2013). Dit plan is gericht op ongevalsreductie door het versterken van het veiligheidsbewustzijn
en de veiligheidscultuur. In dit plan waren zgn. «nieuwkomers» – jonge werknemers,
flexwerkers en werknemers met een niet-Nederlandse afkomst – als expliciete risicogroepen
benoemd.
Met ondersteuning van SZW hebben onder meer de volgende activiteiten plaatsgevonden:
een veiligheidscampagne gericht op jonge werknemers van CNV Jongeren; workshops gericht
op nieuwkomers in de sector Transport en Logistiek; een integrale aanpak voor nieuwkomers
in de sector Metaal; en een veiligheidscampagne van VeiligheidNL, waarin jonge werknemers
aan oudere werknemers worden gekoppeld (buddy-systeem). Kern van deze activiteiten
is het op gang brengen van gedragsverandering.
Vanwege de risico’s die deze groep kan lopen, blijft er bijzondere aandacht binnen
het beleid voor gezond en veilig werken voor jonge werknemers.
Vraag 4
Bent u bereid te (laten) onderzoeken of het gegeven dat jongeren vaker dan oudere
werknemers «flexkracht» zijn (en ten aanzien van flexkrachten over het algemeen minder
aandacht wordt besteed aan veilig werken) een van de redenen zou kunnen zijn dat jongeren
vaker slachtoffer zijn van ongevallen op de werkvloer? Zo ja, op welke termijn? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 5
Beschikt u over gegevens omtrent een mogelijk verband tussen flexwerk in het algemeen
en de kans op ongevallen op de werkvloer? Zo ja, wilt u deze aan de Kamer beschikbaar
stellen?
Antwoord 5
Op basis van de hiervoor al genoemde TNO Monitor Arbeidsongevallen bestaat er in het
algemeen geen duidelijk verband tussen de aard van het dienstverband en de arbeidsongevallen.
In 2011 hadden werknemers met een flexibel arbeidscontract een kans van 2,6% op een
arbeidsongeval, terwijl die kans bij werknemers met een vast contract 3,0% was. Echter,
deze verschillen zijn statistisch niet significant.
Voorts blijkt uit de cijfers dat jonge werknemers met een flexibel arbeidscontract
minder vaak het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval dan jonge werknemers met een
vast contract. Zo hadden in 2011 jonge werknemers van 15 tot 25 jaar met een flexibel
arbeidscontract een kans van 1,9% op een arbeidsongeval. Jongeren met een vast dienstverband
in dezelfde leeftijdscategorie hadden een kans van 3,5% op een arbeidsongeval.
Er is in deze cijfers geen rekening gehouden met de omvang van de contracten en de
aard van het werk.