Vraag van het lid Thieme (PvdD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het voorgeschreven hermelijnenbont in het kostuum- en titulatuurbesluit voor de rechtelijke organisatie (ingezonden 4 februari 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 15 februari 2013).

Vraag 1 en 2

Deelt u de mening dat het kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie van 22 december 1997, waar in artikel 5, tweede lid, wordt voorgeschreven dat de «(d)e toga van de president van en de procureur-generaal bij de Hoge Raad (...)aan de buitenwaartse randen van de banen en aan de bovenzijde van de mouwomslagen (is) voorzien van een hermelijnen boordsel» en in artikel 12, eerste lid, wordt voorgeschreven dat «(d)e baret van de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, werkzaam bij de Hoge Raad, van de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal, de advocaten-generaal en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad en van de griffier van de Hoge Raad (...) van zwart fluweel met om de rand een hermelijnen boordsel (is)», niet langer meer in overeenstemming is met de geest van de Nederlandse wet, nu er sinds dit jaar een verbod is op het fokken van pelsdieren voor bont en de hermelijn bovendien een beschermde diersoort is volgens de Flora- en Faunawet?

Zo ja, bent u bereid om het besluit ten spoedigste te wijzigingen op deze punten? Zo nee, waarom bent u hier niet toe bereid?

Antwoord 1 en 2

De Hoge Raad heeft mij laten weten dat al sinds vele jaren nieuwe toga’s en baretten voor de leden en de griffier van de Hoge Raad en de leden van het parket bij de Hoge Raad worden voorzien van imitatie-hermelijnenbont. In de praktijk wordt daarmee aan de voorschriften uit artikel 5, tweede lid, en artikel 12, eerste lid, van het kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie, in de geest van de wet, uitvoering gegeven. Ik zie gegeven deze bestaande praktijk geen aanleiding om het besluit aan te passen.

Naar boven