Vragen van het lid Keijzer (CDA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het faillissement van De Pier op Scheveningen (ingezonden 14 januari 2013).

Antwoord van minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 8 februari 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het faillissement van De Pier Vastgoed BV, waardoor het voortbestaan van De Pier van Scheveningen onzeker is geworden?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat De Pier een markant gebouw is met cultuurhistorische waarde, kenmerkend voor de naoorlogse wederopbouwperiode, niet alleen voor de inwoners van Den Haag, maar voor heel Nederland?

Antwoord 2

Ja, De Pier bezit zeker cultuurhistorische waarde. Deze is echter sterk aangetast (zie mijn antwoord op vraag 3).

Vraag 3

Ziet u mogelijkheden om De Pier van rijkswege te behouden, bijvoorbeeld door het bouwwerk op basis van de cultuurhistorische waarde de status van Rijksmonument te geven?

Antwoord 3

Nee, ik zie geen mogelijkheid om De Pier van rijkswege te behouden. Ondanks de cultuurhistorische waarde van De Pier voldoet het gebouw niet aan alle criteria (zoals verwoord in de Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2009) om aangewezen te worden als Rijksmonument. Bovendien blijft ook na aanwijzing tot Rijksmonument de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van het gebouw bij de eigenaar liggen.

Op dit moment is bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een beschermingsprogramma in voorbereiding voor de aanwijzing van topmonumenten uit de periode 1959–1965 (De Pier dateert uit 1961). De selectie vond plaats op basis van een inventarisatielijst van circa 700 objecten, waaronder De Pier. Na consultatie met het veld (deskundigen en belangengroepen) en betrokken overheden heeft de RCE De Pier niet geselecteerd, omdat deze niet voldoet aan de volgende criteria:

  • gaafheid: het ontwerp van architect Maaskant is te sterk aangetast. Eén van de drie «plezier-eilanden» is gesloopt, het interieur is meerdere keren gemoderniseerd en De Pier is overkapt;

  • staat van het gebouw: er is sprake van een aanzienlijke restauratieachterstand (zoals betonrot) zonder dat daarvoor een oplossing voorhanden is.

In maart van dit jaar stuur ik over dit beschermingsprogramma een adviesaanvraag naar de Raad voor Cultuur. Na advisering door de Raad voor Cultuur zal ik definitief besluiten over het beschermingsprogramma.

Vraag 4

Is het waar dat De Pier op grondgebied van het Rijk staat, dat het erfpachtcontract met het Rijk is afgesloten en dat de grond aan het einde van het contract terugvalt aan het Rijk? Zo ja, welke consequenties kan dit hebben voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de gemeente Den Haag en het Rijk voor het behoud dan wel de sloop van het bouwwerk?

Antwoord 4

Ja, De Pier staat op grondgebied van het Rijk. Het Rijk heeft in 1999 met betrekking tot deze grond voor een periode van 50 jaar een recht van opstal verleend aan De Pier Vastgoed B.V. Aan het eind van het contract valt de grond inderdaad terug aan het Rijk. In de voorwaarden die verbonden zijn aan de verlening van het opstalrecht staat dat als het Rijk dit wenst, De Pier Vastgoed B.V. het bouwwerk De Pier bij het einde van het opstalrecht moet verwijderen, zonder dat hier een vergoeding tegenover staat.

Het strand gelegen tussen de gemeente Wassenaar en het noordelijk havenhoofd van de Haven te Scheveningen, met uitzondering van het gedeelte strand waarop het bouwwerk De Pier staat, is door het Rijk aan de gemeente Den Haag verhuurd.

Het Rijk is niet verantwoordelijk voor het behoud dan wel de sloop zelf van het bouwwerk. Voor zover mij bekend is de gemeente Den Haag eveneens niet verantwoordelijk voor het behoud dan wel de sloop van het bouwwerk. Er is dan ook geen sprake van een verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeente en Rijk.

Naar boven