Vragen van het lid Leegte (VVD) aan de minister van Economische Zaken over het bericht dat Polen en Tsjechie schakelaars aan de grens bouwen om de dump van wisselvallige windstroom uit Duitsland te keren (ingezonden 8 januari 2013).

Antwoord van minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 5 februari 2013).

Vraag 1

Kent u het bericht dat Polen en Tsjechië schakelaars aan de grens bouwen om de dump van wisselvallige windstroom uit Duitsland te keren?1

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse stroomvoorziening van deze Poolse en Tsjechische ontwikkeling?

Antwoord

Bij deze Poolse en Tsjechische «schakelaars» gaat het om zogenaamde phase shifter transformers (PST’s). Deze kunnen de stroom in bepaalde mate sturen, waarmee de stroom gedwongen wordt een andere weg te kiezen. In dit geval wordt de stroom dus meer teruggedrukt in het Duitse net. Dit leidt met name tot een hogere belasting van het Duitse net. Ook kan dit leiden tot een beperkte verhoging van de belasting van het Nederlandse en Belgische net. Om de betrouwbaarheid van het Nederlandse net te kunnen waarborgen kan TenneT in afstemming met TSO’s in buurlanden de capaciteit die beschikbaar is voor de markt beperkt verminderen om hiermee de leveringszekerheid te waarborgen.

Vraag 3

Zou Nederland het voorbeeld van Polen en Tsjechië moeten volgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In feite passen Polen en Tsjechië nu dezelfde maatregelen toe die aan de westelijke grens met Duitsland al enkele jaren worden toegepast. Zowel Nederland als België beschikken namelijk al diverse jaren over deze PST’s en kunnen daarmee een belangrijk deel van de invoer naar het Nederlandse en Belgische net regelen. Ook wordt door de inzet van PST’s de stroom evenredig verdeeld over de interconnectoren zodat alle beschikbare capaciteit kan worden gebruikt. De inzet van deze PST’s gebeurt in nauwe coördinatie tussen TenneT Nederland, TenneT Duitsland, de Belgische netbeheerder Elia en de Duitse netbeheerder Amprion om de leveringszekerheid te waarborgen.

Vraag 4

Kunt u uitleggen wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse economie van het opvangen van het wisselvallige Duitse elektriciteitsaanbod?

Antwoord

Het wisselvallige elektriciteitsaanbod uit Duitsland door het groeiende aandeel wind -en zonne-energie heeft tot gevolg dat de stroomprijzen in Nederland regelmatig laag zijn. Dit is gunstig voor de afnemers van elektriciteit. Prijsvorming op de groothandelsmarkt vindt plaats op basis van marginale kosten. Windmolens en zonnepanelen kennen zeer lage marginale kosten. Zij vormen daarmee indien beschikbaar een goedkoper alternatief dan elektriciteit opgewekt uit conventionele bronnen. Een andere belangrijke factor die zorgt voor een drukkend effect op de stroomprijzen is overigens de achterblijvende vraag naar elektriciteit vanwege de huidige economische situatie die zorgt voor overcapaciteit op de markt. Een ander effect van de toenemende hoeveelheid goedkope wind- en zonne-energie en de economische recessie is dat met name gasgestookte centrales minder draaiuren maken. De marginale kosten van deze centrales zijn immers hoger dan die van windmolens en zonnepanelen. Gasgestookte centrales hebben het op dit moment ook moeilijk in concurrentie met de kolencentrales als gevolg van de relatief hoge gasprijs en de lage CO2 prijs.

Vraag 5

Kunt u aangeven op welke wijze u met Duitsland in contact bent om negatieve gevolgen voor de Nederlandse economie van de Duitse «Energiewende» te voorkomen?

Antwoord

De Energiewende heeft effect op de gehele Noordwest Europese regio. Samenwerking met Duitsland heeft daarom voor mij hoge prioriteit. Daarbij gaat het om de werking van de energiemarkt, de leveringszekerheid in de regio, de investeringen in infrastructuur, de stimulering van duurzame energie en de kansen voor Nederlandse bedrijven. Ik wil snel concrete afspraken maken met Duitsland. Om die reden ben ik in Berlijn geweest om met mijn collega-ministers van economische zaken en van milieu te spreken over versterking van de energiesamenwerking en het wegnemen van knelpunten op de energiemarkt.

Vraag 6

Kent u ook het bericht waaruit blijkt dat de voormalig Noorse staatssecretaris voor milieu bekent spijt te hebben van haar windenergiebeleid?2

Antwoord

Ja.

Vraag 7

Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken voor de Nederlandse situatie?

Antwoord

De punten en argumenten tegen windenergie die in het betreffende bericht naar voren komen worden ook in de in Nederland gevoerde discussie omtrent vergroting van het aandeel windenergie naar voren gebracht. Het gaat daarbij onder meer om de benodigde investeringen in het netwerk, de effecten van windenergie op de elektriciteitsprijzen, de veronderstelde effecten van windenergie op de gezondheid en het welzijn en het lokale verzet tegen de komst van windmolens. Deze, maar ook andere relevante aspecten rondom de beoogde toename van het aandeel windenergie, hebben mijn aandacht en worden ook volledig betrokken bij de besluitvorming. Over alle punten zijn reeds meerdere Kamervragen gesteld en beantwoord (Kamerstukken 2012–2013, nr. 472 en 474, 6 november 2012). Het bericht biedt geen nieuwe inzichten.

Vraag 8

Zowel in Noorwegen als in Duitsland is er steeds meer lokaal verzet tegen de bouw van windmolens; wat is uw inschatting hierover wat betreft de situatie in Nederland, verwacht u ook in Nederland in toenemende mate verzet tegen windmolens? Zo ja, waarom en hoe denkt u daar mee om te gaan? Zo nee, waarom verwacht u dat niet? Wat maakt in uw ogen de Nederlandse situatie anders dan die in ons omringende landen?

Antwoord

Ook in Nederland leiden voornemens voor windenergieprojecten in voorkomende gevallen tot verzet van omwonenden. De situatie in Nederland verschilt daarbij niet veel van die in de ons omringende landen. Wel blijkt in de praktijk vaak dat de weerstand afneemt op het moment dat de windmolens er eenmaal staan. Projecten groter dan 100 MW, waarvoor ik samen met mijn collega van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag ben, vallen onder de Rijkscoördinatieregeling. Bij deze projecten worden in een vroegtijdig stadium voorafgaand aan de besluitvorming de omwonenden en haar belangenvertegenwoordigers zoveel mogelijk betrokken. Ik acht het van groot belang om belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken en bijvoorbeeld mee te laten denken over de manier waarop projecten worden vormgegeven.

Ook initiatiefnemers zien de noodzaak om de lokale omgeving te betrekken. Vaak worden daarbij participatiemogelijkheden of financiële ondersteuning van lokale maatschappelijke doelen aangeboden. Ik juich dit toe.

Naar boven