Vragen van de leden Mohandis en Otwin van Dijk (beiden PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten met een beperking (ingezonden 20 december 2012).

Antwoord van minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 februari 2013)

Vraag 1

Bent u bekend met het onderzoek «Hoger onderwijs weinig handicap-vriendelijk»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de bevindingen van het hierin genoemde onderzoek «Gebruikerstoets studeren met een handicap 2012»?

Antwoord 2

Het rapport is opgesteld in opdracht van de Stichting Handicap en Studie. Het is gebaseerd op gegevens uit de jaarlijkse Nationale Studentenenquête (NSE). De resultaten van de NSE worden onder andere gebruikt voor de website studiekeuze123. In de NSE zit een aantal vragen die specifiek gesteld worden aan studenten met een functiebeperking. De resultaten van deze vragen zijn verwerkt in het rapport «Gebruikerstoets Studeren met een handicap 2012».

De studenten kunnen in de NSE hun tevredenheid aangeven op een schaal van 1 tot en met 5, waarbij 1 staat voor zeer ontevreden en 5 voor zeer tevreden. De algemene tevredenheid van studenten met een beperking in het hoger onderwijs over de voorzieningen die zij aangeboden krijgen, wordt in de NSE 2012 uitgedrukt met 3,3 op de 5-puntschaal. Dat is zeker een voldoende. Uiteraard is het goed als instellingen zich ervoor inzetten om deze score nog verder te verbeteren. Het rapport en de NSE laten zien dat er voor het hoger onderwijs nog steeds sprake is van een positieve trend en daar ben ik blij om.

Naast het door u aangehaalde onderzoek dat gebaseerd is op de NSE, zijn er ook andere rapporten uitgebracht over studeren met een functiebeperking. Zo heeft mijn ministerie vijf jaar geleden opdracht gegeven voor een longitudinaal onderzoek onder studenten met een beperking. Daarin wordt gekeken naar vertraging en uitval van studenten met een beperking, welke maatregelen de instellingen treffen om deze studenten te helpen en of die maatregelen volgens deze studenten ook helpen. Dit onderzoek bevat metingen in 2008, 2010 en 2012. Over de metingen van 2008 en 2010 is een rapport gepubliceerd in 20112. De laatste meting is in 2012 uitgevoerd. Het eindrapport van dit onderzoek wordt mij in het voorjaar van 2013 door ITS en ResearchNed aangeboden. Dit eindrapport zal ook worden gepubliceerd. Vooruitlopend op dit eindrapport hebben de onderzoekers mij laten weten dat ook uit dit onderzoek blijkt dat de tevredenheid van studenten met een beperking over de voorzieningen is gegroeid.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het positief is om te horen dat er vooruitgang is geboekt in het vergroten van de toegankelijkheid van het hbo, maar dat de gemiddelde beoordeling van de toegankelijkheid met een cijfer van 6,34 nog altijd te laag is?

Antwoord 3

Ja, het is zeker positief te noemen dat er vooruitgang is geboekt. Ik constateer dat de huidige score een voldoende is en hoop dat de positieve lijn de komende jaren zal doorzetten. Het is belangrijk dat de instellingen hun studenten zo goed mogelijk bedienen en zo bijdragen aan het studiesucces van de studenten. Het is goed als instellingen in dat opzicht ambitie laten zien.

De tevredenheidsscores zijn belangrijk, maar ik ben ook benieuwd naar gegevens over vertraging en uitval, want uiteindelijk gaat het om het studiesucces van deze studenten. Het eindrapport van het onderzoek dat in opdracht van mijn ministerie is uitgevoerd (zie ook mijn antwoord op vraag 2) zal ook op deze punten ingaan.

Vraag 4

Kunt u verklaren waarom hbo-opleidingen nog altijd lager scoren dan universiteiten wanneer het gaat om toegankelijkheid voor studenten met een beperking?

Antwoord 4

Volgens de NSE zijn studenten met een functiebeperking in het hoger beroepsonderwijs in 2012 iets ontevredener (score 3,2) dan in het wetenschappelijk onderwijs (score 3,3), maar het verschil is klein.

Studenten in het hbo geven in de NSE in het algemeen minder hoge scores dan studenten in het wetenschappelijk onderwijs. Dat geldt ook voor studenten met een beperking.

Vraag 5

Welk streefcijfer zouden onderwijsinstellingen volgens u minimaal moeten halen wat betreft toegankelijkheid voor studenten met een beperking?

Antwoord 5

Een algemeen (streef)cijfer voor tevredenheid doet onvoldoende recht aan de individuele situatie van de student. Die hangt onder andere af van de aard van de beperking en van de instelling en opleiding waarvoor de student is ingeschreven.

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is bij de invoering van het nieuwe accreditatiestelsel een bepaling opgenomen over «voldoende studiebegeleiding en voorzieningen die de toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs voor studenten met een functiebeperking bevorderen». Dit betekent dat het sinds 1 januari 2011 één van de elementen is waar de NVAO naar kijkt bij de instellingstoets of de opleidingsaccreditatie.

Ik verwacht dat deze wettelijke bepaling en de toetsing daarvan door de NVAO een positieve invloed zal hebben op de voorzieningen voor deze groep studenten.

Daarnaast blijven we deze groep studenten volgen, onder meer via de Studentenmonitor en bij onderzoek naar effecten van beleidsmaatregelen, zoals de Monitor beleidsmaatregelen ResearchNed3 die ik u op 31 januari 2013 heb aangeboden.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het zaak is om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten met een beperking te vergroten? Zo ja, bent u bereid om in overleg met de onderwijsinstellingen en andere partners (zoals patiëntenverenigingen) de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te verbeteren en hierover voor het einde van het collegejaar 2012/2013 de Kamer te informeren?

Antwoord 6

Ik vind de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor deze groep studenten heel belangrijk. Het is goed dat de tevredenheid groeit maar het kan altijd beter.

Mijn ambtsvoorganger heeft u op 25 oktober 20104 een brief gestuurd over studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs. Dit gebeurde bij de aanbieding van het advies van de Commissie Maatstaf en in reactie op de motie Harbers. Een deel van de in de brief opgenomen maatregelen is reeds uitgevoerd, zoals de eerder genoemde uitbreiding van het accreditatiestelsel en de instelling van een landelijk expertisecentrum voor studeren met een functiebeperking. De Stichting Handicap en Studie heeft de rol gekregen van landelijk expertisecentrum voor de ondersteuning van de hoger onderwijsinstellingen op dit gebied. De stichting zal haar kennis inzetten om de hoger onderwijsinstellingen te helpen hun beleid voor deze groep studenten te verbeteren.

Een ander deel van de maatregelen in de brief van mijn ambtsvoorganger zal in de komende jaren nog worden uitgevoerd.

Het is belangrijk de vinger aan de pols te blijven houden door deze groep studenten te blijven volgen. Zie verder ook mijn antwoord op vraag 5.

In mijn antwoord op vraag 2 heb ik een eindrapport aangekondigd van een onderzoek dat in het voorjaar van 2013 zal worden uitgebracht. Als de resultaten van dit onderzoek daartoe aanleiding geven, zal ik in overleg treden met de betrokken partijen over mogelijke verbeteringen van de toegankelijkheid. Uiteraard zal ik u informeren over de resultaten van dat overleg.


X Noot
2

Tussenrapport van ITS/ResearchNed in 2010: beleidsgerichte studies nr 139, Meer Mogelijk Maken, http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2011/11/14/beleidsgerichte-studies-no-139-maken-ze-meer-mogelijk.html

X Noot
3

Monitor beleidsmaatregelen, beleidsgerichte studies hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nr. 142.

Naar boven