Vragen van het lid Leijten (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
over de verdeling van topsportgelden door NOC*NSF (ingezonden 17 januari 2013).
Mededeling van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 30 januari
2013).
Vraag 1
Kent u het artikel «Toptienambitie maakt meer stuk dan de sport lief is»? Kloppen
de feiten, zoals beschreven in deze reconstructie over de herverdeling van topsportgelden
door NOC*NSF?1
Vraag 2
Wat vindt u er van dat diverse takken van sport de klos zijn, met als gevolg dat in
deze «minder kansrijke» sporten minder mogelijkheden zijn voor talenten zich te ontwikkelen
en dat topsportprogramma’s worden beëindigd? Is het eigenlijk wel realistisch om nu
al voor 2016 en 2020 in te schatten of in een bepaalde sport wel of geen Olympische
medailles behaald zouden kunnen worden? Zijn deze sporten eigenlijk wel «minder kansrijk»?
Vraag 3
Welke gevolgen heeft deze herverdeling voor de in het artikel genoemde sporten, zoals
badminton, waterpolo, ijshockey, wielrennen, atletiek, volleybal, cricket, synchroonzwemmen
en schoonspringen?
Vraag 4
Wat vindt u er van dat bij veel sportbonden het beeld bestaat dat het medailleklassement
heilig is verklaard, en dat scoren in 2016 en 2020 belangrijker is dan het in stand
houden van programma’s waarin jarenlang is geïnvesteerd met het oog op de toekomst?
Wat is uw visie hierop?
Vraag 5
Wat is uw mening over dit specifieke besluitvormingsproces, waarop ook vanuit diverse
sportbonden stevige kritiek klinkt?
Vraag 6
Wat vindt u van de steeds breder klinkende kritiek dat NOC*NSF te ver is doorgeschoten
in het streven om olympische medailles te halen? Wat is uw standpunt over de gekozen
verdeling, waarbij het gevolg van investeringen in een select aantal sporten er toe
leidt dat een aantal andere sporten (nagenoeg) niets meer krijgt?
Vraag 7
Erkent u dat er ook talentvolle (toekomstige) topsporters kunnen opbloeien in een
bond die niet (altijd) de medaillekandidaten levert? Zo ja, wat vindt u ervan dat
die (toekomstige) topsporters niet kunnen rekenen op onze nationale sportkoepel? Zo
neen, waarom niet?
Vraag 8
Hoe verhoudt de politieke wens tot het komen tot een Olympisch niveau en klimaat zich
tot de keuze van NOC*NSF om juist minder bonden aan te merken als potentieel Olympisch?
Vraag 9
Het is toch waar dat het realiseren van het stipendium juist tot doel had om jonge
talenten in staat te stellen om – niet financieel belemmerd – tot de top te klimmen?
Wat vindt u ervan dat het ene talent anders wordt behandeld dan het andere talent,
enkel en alleen vanwege de sportkeuze?
Vraag 10
Welke rol ziet u voor zichzelf, als minister die verantwoordelijk is voor Sport, in
de discussie over het verdelen van geld bestemd voor topsport, mede in het licht van
de mogelijkheden voor talentontwikkeling en stimulering van de breedtesport?
Vraag 11
Bent u bereid in gesprek te gaan met NOC*NSF en de mogelijkheden te bespreken of een
andere herverdeling, waardoor weer meer sporten aanspraak zouden maken op toekenning
van topsportgeld, mogelijk en wenselijk is? Zo niet, waarom niet?
Mededeling
De vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over de verdeling van topsportgelden door
NOC*NSF (2013Z00655) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
De reden van het uitstel is dat er meer tijd nodig is voor afstemming met externe
partijen.
Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.
X Noot
1Volkskrant, 20 december 2012