Vragen van de leden Klijnsma en Hamer (beiden PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de mogelijke nadelige gevolgen van de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget voor mensen met een letselschade uitkering (ingezonden 21 augustus 2012).

Mededeling van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 27 september 2012).

Vraag 1

Kunt u inzicht geven in hoe de vermogenstoetsen die per 1 januari 2013 ingaan met betrekking tot de zorgtoeslag en het kindgebonden budget zich verhouden tot mensen die een letselschade uitkering ontvangen?

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat mensen die een letselschade uitkering ontvangen en daarmee een vermogen hebben dat hoger is dan het heffingvrije vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting per 1 januari 2013 getroffen zullen worden door de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget?

Zo ja, hoeveel mensen met een letselschade-uitkering zullen volgens u geraakt worden door de vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Klopt het dat zij er hierdoor financieel flink op achteruit kunnen gaan, en daardoor in de financiële problemen kunnen raken? Deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk zou zijn, zeker omdat het hier veelal gaat om mensen of gezinnen die al in een kwetsbare situatie zitten?

Vraag 3

Deelt u de mening dat het onwenselijk zou zijn als mensen die slachtoffer/gehandicapt zijn geworden door toedoen van anderen en daarvoor een letselschade- uitkering ontvangen, benadeeld worden door de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Ziet u mogelijkheden om de regelgeving voor de inwerkingtreding op 1 januari 2013 aan te passen om mensen met een letselschade-uitkering te ontzien bij de vermogenstoetsen? Zo ja, bent u bereid hier werk van te maken? Zo nee, waarom niet?

Mededeling

Hierbij deel ik u mee dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Klijnsma en Hamer (beiden PvdA) over de vermogenstoetsen in de toeslagen niet binnen een termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. De vragen zijn gesteld aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar zullen door mij worden beantwoord. De benodigde afstemming bij de beantwoording van de vragen leidt ertoe dat de beantwoording van de vragen meer tijd zal vergen dan gebruikelijk.

Naar boven