Vragen van het lid De Boer (VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de werking van de Leegstandsverordening in Amsterdam (ingezonden 6 december 2011).

Antwoord van minister Donner (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 15 december 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Amsterdamse aanpak van leegstand op losse schroeven»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de opvatting van de wethouder van de gemeente Amsterdam dat uitvoering van de Leegstandsverordening op onduidelijkheden stuit? Zo ja, welke en hoe denkt u deze onduidelijkheden weg te kunnen nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Nee, die deel ik niet. Op dit moment is er nog geen ervaring met de uitvoering van een Leegstandverordening. Ik heb op dit moment geen reden om onduidelijkheden of belemmeringen in de uitvoering te verwachten.

Vraag 3

Deelt u de opvatting van de wethouder van de gemeente Amsterdam dat het voor de gemeente, in het geval een pand langer dan een half jaar leeg staat, moeilijk is vast te stellen wat een redelijke en billijke sanctie is, en dat het niet duidelijk is wanneer de gemeente verlaging van de huur mag eisen?

Antwoord 3

In de Leegstandverordening van Amsterdam is opgenomen dat, waar een melding van leegstand had moeten gebeuren maar niet heeft plaatsgevonden, de gemeente een boete van maximaal € 7500 mag opleggen. In de modelverordening van de VNG is opgenomen dat in de verordening een tabel opgenomen kan worden om per geval de hoogte van de boete te bepalen. Hierbij zal de hoogte van de boete in relatie staan tot de omvang van de leegstand. De gemeente Amsterdam heeft van de mogelijkheid van een dergelijke tabel geen gebruik gemaakt. De gemeente zal derhalve per geval de hoogte moeten motiveren. Al doende wordt zo ervaring met deze werkwijze opgedaan.

Wat betreft de mogelijke verlaging van de huur: uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, alsmede uit de behandeling er van in het parlement, is te concluderen dat verlaging van de commerciële huur aan de orde is op het moment dat geen commerciële huurder voorhanden is. Als de gemeenten in dat geval een huurder voordraagt uit bijvoorbeeld de amateursport of een andere non-profit organisatie, ligt een huur die deze organisatie kan dragen voor de hand. Het spreekt voor zich dat ook met dit element uit de wet ervaring opgedaan moet worden.


X Noot
1

 Het Financieele Dagblad, 2 december 2011.

Naar boven