Vragen van het lid Recourt (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat jongeren worden ingezet als informant voor het OM (ingezonden 16 november 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 14 december 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 894.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat jongeren worden ingezet als informant?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Is het waar dat jongeren door de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) worden ingezet om informatie te verschaffen aan opsporingsdiensten over bepaalde misdrijven? Zo ja, op welke wijze wordt de CIE-officier van Justitie hierbij betrokken?

Welke voorwaarden hanteert het Openbaar Ministerie voor het inzetten van minderjarige informanten?

Antwoord 2 en 3

Om daders van ernstige misdrijven op te kunnen sporen is het soms noodzakelijk dat de politie door informatie van de CIE handreikingen krijgt voor het opsporingsonderzoek. Het is denkbaar dat dergelijke informatie alleen bij een minderjarige aanwezig is (bijvoorbeeld indien misdrijven zijn gepleegd door gewelddadige jeugdbendes).

In uitzonderlijke gevallen wordt besloten tot het benaderen van minderjarigen als informant. Daarbij wordt een werkwijze gehanteerd, die door de CIE-officieren van justitie is vastgesteld. Deze werkwijze houdt onder meer in dat een minderjarige niet wordt benaderd zonder voorafgaande toestemming van de CIE-officier van justitie en dat het moet gaan om een minderjarige waarvan kan worden vastgesteld dat hij zich in het maatschappelijk verkeer vrijwel gedraagt als een volwassene.

Bij de vraag of een minderjarige moet worden benaderd vindt een afweging plaats van de belangen van de informant en diens ouders, de ernst en de gevolgen van de op te sporen misdrijven en de noodzakelijkheid om te beschikken over informanteninformatie, waarbij als leidend beginsel geldt: «nee, tenzij». De CIE zal in overleg met de CIE-officier van justitie niet alleen beoordelen òf een minderjarige moet worden benaderd maar ook hoe en onder welke voorwaarden het benaderen plaatsvindt.

Vraag 4

Hoe vaak worden minderjarigen ingezet om informatie in te winnen en om wat voor informatie gaat het meestal?

Antwoord 4

Er is geen landelijke statistische informatie beschikbaar. Het vorenstaande, en met name het gehanteerde uitgangspunt «nee, tenzij», leidt ertoe dat minderjarigen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden ingezet, indien sprake is van zeer ernstige misdrijven.

Vraag 5

Wordt met de minderjarige een overeenkomst gesloten? In hoeverre worden de ouders betrokken bij de beslissing om de minderjarige in te zetten bij de opsporing? Indien niet in alle gevallen, waarom niet en zou dat niet wenselijk zijn? Hoe verhoudt zich dit tot de handelingsbekwaamheid van minderjarigen?

Antwoord 5

Met informanten worden geen overeenkomsten gesloten. Er wordt per geval beoordeeld of de ouders worden betrokken bij de beslissing om een minderjarige al dan niet in te zetten als informant en er worden alleen die minderjarigen benaderd, die zich in het maatschappelijk verkeer vrijwel gedragen als volwassenen. Denkbaar is dat het in het belang van de opsporing kan zijn om ouders niet te betrekken bij de beslissing om een minderjarige in te zetten als informant. Indien het opsporingsbelang echter ook maar enigszins strijdig is met het belang van de minderjarige en/of zijn/haar ouders, wordt van het benaderen van de minderjarige afgezien.

Vraag 6

Krijgen jongeren betaald voor het leveren van deze diensten? Worden er overigens diensten aangeboden voor het verstrekken van informatie? Zo ja, welke?

Antwoord 6

Op basis van de Circulaire bijzondere opsporingsgelden kan voor informanten tipgeld worden aangevraagd. Ten aanzien van minderjarige informanten is door de CIE-officieren van justitie afgesproken dat dit in beginsel niet gebeurt.


X Noot
1

De Pers, 15 november 2011.

Naar boven