Vragen van het lid Çelik (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over gediplomeerde overblijfkrachten in de tussenschoolse opvang (ingezonden 17 november 2011).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 28 november 2011).

Vraag 1

Ontving ook u de afgelopen tijd burgerbrieven waarin de zorg werd uitgesproken over de toekomst van de tussenschoolse opvang? Zo ja, wat was de strekking daarvan?

Antwoord 1

OCW ontving het afgelopen jaar 11 brieven/e-mails over tussenschoolse opvang (tso), waarvan:

  • vijf brieven over het continurooster (vragen over hoogte ouderbijdrage / medezeggenschap ouders);

  • drie brieven met een vraag over (continuering) subsidie scholing overblijfpersoneel en

  • drie brieven met vragen over kwaliteitseisen (2 x «welke eisen?» en 1 x pleidooi voor niet verplicht stellen VOG vrijwilligers).

Vraag 2

Staat u er nog altijd achter dat per 1 augustus 2011 tenminste de helft van degenen die met het toezicht op de overblijvende leerlingen worden belast, een scholing moet hebben gevolgd op het gebied van overblijven, waarbij het gaat om opleidingen zoals de 1-jarige opleiding tot leidster TSO1, verschillende pedagogische cursussen of een cursus BHV of EHBO?2

Antwoord 2

Ja. Dit betreft een wettelijke verplichting, opgenomen in de Wet op het primair onderwijs op verzoek van de Tweede Kamer (amendement van het lid Hamer c.s). Het amendement is ingediend in 2006 en kende een overgangstermijn van 5 jaar. De tijdelijke Subsidieregeling scholing overblijfmedewerkers is tijdens die overgangstermijn van kracht geweest.

Vraag 3

Hoe rijmt u deze eis met de stopzetting van de subsidieregeling scholing overblijfmedewerkers met ingang van het nieuwe jaar?

Antwoord 3

De Subsidieregeling scholing overblijfmedewerkers was nadrukkelijk als tijdelijk bedoeld. Scholen zijn verantwoordelijk voor de overblijf, indien de ouders een overblijfvoorziening wensen. Om scholen daartoe in staat te stellen ontvangen de scholen structureel geld via de lumpsum. OCW heeft als extra steun in de rug vanaf 2007 tijdelijk financieel gestimuleerd dat grote aantallen overblijfkrachten (bij)scholing kregen. Die regeling is vorig jaar verlengd en is dit jaar voor het laatst nog één keer verlengd. Als ik, boven wat er al in de lumpsum zit, meer geld structureel aan de scholen zou willen geven voor het vergoeden van scholing van overblijfkrachten, dan had ik het destijds aan de lumpsum toegevoegd. Een tijdelijke subsidieregeling had dan niet voor de hand gelegen. Daarmee is de bodem door OCW gelegd. Scholen zijn nu verder zelf aan zet.

Veel scholen hadden de regeling overigens niet nodig: lang niet alle scholen maakten gebruik van de regeling. Ook kwam er jaarlijks geld terug van scholen die wel hadden aangevraagd, maar uiteindelijk het geld toch niet gebruikt hadden. Scholen zijn niet verplicht de overblijf door inzet van (geschoolde) vrijwilligers te regelen. Men kan ook de leerkrachten zelf inzetten via een continurooster. Waar het om gaat is dat ten minste de helft van de mensen die met het toezicht op de kinderen zijn belast, geschoold zijn. Zo staat het in de wet.

Vraag 4

Wat gaat u ondernemen om te voorkómen dat de beide ingrepen de tussenschoolse opvang op de scholen voor een onmogelijke opgave plaatsen?

Antwoord 4

Ik heb geen indicaties dat scholen voor een onmogelijke opgave worden geplaatst en ga geen nieuwe acties ondernemen.


X Noot
1

TSO: Tussen Schoolse Opvang.

X Noot
2

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/basisonderwijs/vraag-en-antwoord/kan-mijn-kind-tussen-de-middag-overblijven-op-de-basisschool.html

Naar boven