Vragen van de leden Koşer Kaya (D66), Van Hijum (CDA) en Dibi (GroenLinks) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat driekwart van de uitzendbureaus schuldig is aan discriminatie (ingezonden 4 november 2011).

Antwoord van staatssecretaris De Krom (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 25 november 2011).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het artikel «Driekwart uitzendbureaus schuldig aan discriminatie»?1

Antwoord 1

Elke discriminatoire handeling is onacceptabel. Discriminatie dient met kracht te worden voorkomen en bestreden. Het kabinet hecht aan de bescherming van het gelijkheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 1 van de Grondwet.

Vraag 2

Klopt het dat het ingaan op het verzoek om geen Turken, Marokkanen en Surinamers te leveren strijdig is met de Algemene wet gelijke behandeling? Hoe zorgelijk is het dat 76,8 procent van de uitzendbureaus zo’n verzoek honoreert?

Antwoord 2

Iedere vorm van direct of indirect onderscheid bij werving en selectie is verboden onder de Algemene wet gelijke behandeling en op grond van Artikel 1 van de Grondwet. Uitzendbureaus hebben een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van degelijkebehandelingswetgeving. Dit betekent onder meer dat zij er op toezien dat een opdrachtgever zich onthoudt van het maken van verboden onderscheid. Verzoeken die indirect of direct onderscheid inhouden, dienen te worden afgewezen.

Vraag 3

Wat vindt u van de reactie van de brancheorganisaties Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) dat zij extra cursussen en voorlichting gaan aanbieden? Is het probleem niet dusdanig groot dat het wenselijk is dat zij hun leden actief controleren op naleving van de Algemene wet gelijke behandeling? Wilt u hierover in gesprek gaan met de uitzendbranche en de Kamer informeren over de uitkomst?

Antwoord 3

De reacties van de ABU en de NBBU op de resultaten van dit onderzoek en hun voornemens om maatregelen te nemen om discriminatie te voorkomen en te bestrijden waardeer ik zeer.

De ABU heeft aangekondigd de ABU-Gedragsregels ter voorkoming van discriminatie onder de aandacht van haar leden te brengen. Hierin zijn onder meer antidiscriminatiebepalingen opgenomen. In de NBBU-cao staat uitdrukkelijk dat discriminatie verboden is.

Ik ben voornemens op korte termijn overleg te voeren met de ABU, de NBBU en het Landelijk Overleg Minderheden (LOM).

Vraag 4

Hoe ziet u de rol van de overheid bij deze problematiek? Op welke wijze gaat u controleren op naleving van de Algemene wet gelijke behandeling binnen de uitzendbranche?

Antwoord 4

Uitzendbureaus hebben een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van gelijkebehandelingswetgeving. De verantwoordelijkheid van de overheid is de voorwaarden te scheppen om discriminatie tegen te gaan. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (ADV) die de verplichting voor gemeenten bevat om ingezetenen van hun gemeenten toegang te verlenen tot een antidiscriminatievoorziening en de extra aandacht voor discriminatie bij politie en OM. In een landelijke aanwijzing is vastgelegd dat in alle gevallen van discriminatie aangifte moet worden opgenomen. Verder is in elke politieregio een Regionaal Discriminatieoverleg (RDO) ingesteld, waarin periodiek overleg plaatsvindt tussen politie, OM en ADV’s. De ministers van V&J en BZK hebben op 7 juli 2011 aan uw Kamer een brief gestuurd (Kamerstukken II 2010/11, 30 950, nr. 34) over de aanscherping van de maatregelen in het actieprogramma «Bestrijding van discriminatie».


X Noot
1

Volkskrant, 2 november 2011.

Naar boven