Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Financiën over het bericht dat de verkoop van kaarten voor het komende theaterseizoen sterk is gedaald (ingezonden 25 augustus 2011).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 23 september 2011).

Vraag 1

Kunt u bevestigen dat theaters en schouwburgen voor het komende seizoen in de voorverkoop 18% minder omzet hebben behaald dan in de voorgaande jaren?

Antwoord 1

De enige gegevens die voor theaters en schouwburgen voorhanden zijn, zijn die van de belangenorganisatie voor de podia, de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD).

Vraag 2

Onderschrijft u de mening van theaters en schouwburgen dat deze daling wordt veroorzaakt door de btw-verhoging op podiumkunsten? Zo nee, wat veroorzaakt volgens u deze sterke omzetdaling?

Antwoord 2

Zoals bij de behandeling van het Belastingplan 2011 door mij is onderkend kan een prijsverhoging van toegangskaarten voor podiumkunsten tot een daling van de vraag leiden. Het kabinet heeft zich toen gebaseerd op het evaluatierapport van het verlaagde btw-tarief op cultuur.1 In dat rapport wordt voor de gehele sector podiumkunsten (gesubsidieerd en ongesubsidieerd) geconcludeerd dat de prijselasticiteit op korte termijn – 0,32 en op lange termijn – 0,37 bedraagt. Naast de btw-verhoging zal ook de economische conjunctuur en de ontwikkeling van de koopkracht van invloed zijn op de kaartverkoop. Daarnaast blijkt uit gesprekken met culturele instellingen dat de trend van afnemende voorverkoop, en meer losse verkoop, zich doorzet. Aangezien de btw-verhoging nog maar kort geleden – namelijk 1 juli – heeft plaatsgevonden, is het te voorbarig om een gefundeerde uitspraak te doen over de effecten van de btw-verhoging op de omzet voor theaters en schouwburgen.

Vraag 3

Kunt u aangeven wat de daling van de verkoop van kaarten betekent voor het aanbod van podiumkunsten in de Nederlandse theaters en schouwburgen?

Antwoord 3

Als vanuit de consument de vraag afneemt bestaat de mogelijkheid dat de omvang van het aanbod hierop reageert. Deze reactie kan verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld het verdwijnen van bestaand aanbod en het ontstaan van nieuw aanbod. Exacte relaties zijn niet bekend.

Vraag 4

Is het volgens u mogelijk dat het aantal aangeboden voorstellingen door de btw-verhoging nog verder daalt dan de inkrimping met 9% waar nu al sprake van is?

Antwoord 4

Dat valt niet te voorspellen. Er zijn vele factoren van invloed op het consumentengedrag: crisis, btw, soort aanbod etc.

Vraag 5

Wat betekent de geconstateerde omzetdaling voor theaters en schouwburgen voor de ingecalculeerde opbrengsten voor de overheid van de btw-verhoging als we ervan uitgaan dat deze voor het hele jaar geldt?

Antwoord 5

De geraamde btw-opbrengst is verwerkt in het budgettair beeld. Bij afwijkende realisaties als gevolg van de omzetontwikkeling bij de podiumkunsten is het voor de belastingopbrengst de vraag waar de lagere uitgaven aan podiumkunsten dan aan worden besteed.

Vraag 6

Bent u bereid bij een negatief saldo voor de overheid de maatregel te herzien en de btw-verhoging in 2012 terug te draaien?

Antwoord 5

Het kabinet ziet geen aanleiding om de besluitvorming, die met instemming van een meerderheid van uw Kamer tot stand is gekomen, terug te draaien.

Zoals toegezegd tijdens de behandeling van het Belastingplan 2011 in de Eerste Kamer, zullen de ontwikkelingen in de podiumkunstensector gemonitord worden. De maatregel is pas kort van kracht zodat thans hierin nog geen afdoende inzicht bestaat.


X Noot
1

APE, Evaluatie van het verlaagde btw-tarief voor cultuur en media, (2008).

Naar boven