Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 419 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 419 |
Wat is uw reactie op het bericht dat de voor- en vroegschoolse educatie (vve) niet werkt?1
Zoals de onderzoekers zelf ook vermelden, zijn kwalitatief hoogwaardige programma’s gericht op de vroege ontwikkeling van kinderen over het algemeen effectief. Voor- en vroegschoolse educatie (vve) is een van de beste investeringen die een overheid kan doen (CPB, De pijlers onder de kenniseconomie: opties voor institutionele vernieuwing, 2002). Doorslaggevend is echter wel dat vve op een goede manier wordt uitgevoerd. Daarom is vorig jaar met de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) een aantal kwaliteitseisen vastgelegd voor de voorschoolse educatie. Daarnaast is de Inspectie van het Onderwijs gestart om toezicht te houden op de kwaliteit van de uitvoering van vve.
Bent u bereid het onderzoek Pilot Gemende groepen 2007–2010 van de vakgroep orthopedagogie van Universiteit Utrecht-uitgevoerd in opdracht van de gemeente Utrecht naar de Kamer te sturen met uw reactie op dit onderzoek? Zo ja, wanneer kunnen wij dit rapport en uw reactie verwachten? Zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet gaat het onderzoeksrapport van de Universiteit Utrecht niet aan de Kamer verzenden. Het kabinet heeft namelijk geen opdracht gegeven voor dit onderzoek; de opdrachtgever is de gemeente Utrecht. Het rapport is te downloaden via de website van de gemeente Utrecht, www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=15298. Overigens komt het kabinet dit jaar nog met een brief aan uw Kamer over beleidsvoornemens gericht op de verbetering van de kwaliteit van vve.
Welke lessen kunt u trekken uit het onderzoek, die ook te vertalen zijn naar andere lopende vve-projecten?
Een belangrijke conclusie uit het onderzoek van de Universiteit Utrecht is, dat het succes van de voorschoolse en vroegschoolse educatie valt of staat bij de kwaliteit van de leidsters en leraren. Ook blijkt het werken in kleine groepjes belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Aanbevelingen van de onderzoekers om de kwaliteit van vve op een hoger niveau te krijgen, zijn coaching op de werkvloer en uitwisseling van goede voorbeelden tussen leidsters en leraren. Beide aanbevelingen neemt het kabinet mee in de uitwerking van het beleid, waarover u later dit jaar wordt geïnformeerd (zie antwoord op vraag 2).
Wat is uw reactie op de conclusie uit het onderzoek dat het niet uitmaakt voor de ontwikkeling van het kind of het nu wel of niet een vve-programma volgt? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat kinderen in groepen waar gewerkt werd met een vve-programma zich niet sneller ontwikkelen dan kinderen waar geen vve-programma werd uitgevoerd. Echter, volgens de onderzoekers ligt dit niet aan het vve-programma, maar aan de uitvoering van het programma. De manier waarop de leidsters en leraren de activiteiten uitvoeren is dus bepalend.
Welke gevolgen hebben de bezuinigingen op de Kinderopvang voor vve? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de kwaliteit behouden blijft?
De overheid stelt eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang. De GGD-en en gemeenten zien erop toe dat deze kwaliteitseisen in acht worden genomen en worden gehandhaafd. Het kabinet geeft een hoge prioriteit aan de stroomlijning en aanscherping van het toezicht en de handhaving van de kwaliteit van de opvang. Hiervoor zijn extra middelen uitgetrokken. De basiskwaliteit in de kinderopvang wordt daarmee geborgd. Door de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag neemt de vraag naar kinderopvang naar verwachting af. Dit leidt tot minder wachtlijsten en meer concurrentie tussen aanbieders van kinderopvang. Aanbieders zullen zich meer van elkaar moeten onderscheiden om zich aantrekkelijker te maken ten opzichte van concurrenten. Dit kan een positief effect hebben op de kwaliteit van de opvang en op het aanbod van vve. Omdat via vve-subsidies van gemeenten aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven kwaliteitseisen worden gesteld, dragen gemeenten ook bij aan de borging van de kwaliteit van vve.
Wat is uw reactie op de constatering van de onderzoekers dat kinderen met een achterstand voornamelijk baat hebben bij gemende groepen, met kinderen zonder achterstand, omdat zij dan wel veel meer vooruit gaan in taal en rekenen dan in een groep met louter achterstandskinderen?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het vve-beleid, ook op het punt van de mate waarin zij het wenselijk vinden al dan niet gemengde groepen te bevorderen. Gemeenten hebben de wettelijke zorgplicht voor voldoende voorzieningen in «aantal en in spreiding». Verder zijn gemeenten er voor verantwoordelijk om de criteria vast te stellen wanneer een kind tot de doelgroep behoort. Daarnaast is het aan gemeenten om te bepalen of zij regels stellen over de samenstelling van de groepen. Daarbij komt het overigens regelmatig voor dat de bevolkingssamenstelling in wijken zodanig is, dat in een groep zowel doelgroepkinderen zitten als kinderen zonder een achterstand.
Bent u voornemens om ervoor te zorgen dat kinderen in een vve-programma in gemengde groepen terecht komen? Zo nee, waarom niet? Is het wel zinvol om vve-programma’s op deze manier voort te zetten nu uit onderzoek blijkt dat ze onvoldoende effectief zijn?
Zie het antwoord op vraag 6. Uit het onderzoek komt naar voren, dat de kwaliteit van de leidsters het meest bepalend is voor het succes van vve. Daarom zet het kabinet de komende periode vooral in op een kwaliteitsverhoging van de leidsters om de effectiviteit van vve te verhogen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook hoogopgeleide ouders hun kind willen plaatsen in een vve-groep?
Gemeenten zullen kinderen van hoogopgeleide ouders niet vaak tot de doelgroep van vve rekenen. Gemeenten kunnen er voor kiezen ook deze kinderen toe te laten om tot een meer gemengde samenstelling van vve-groepen te komen. Veel gemeenten doen dat ook.
Ziet u in de uitkomsten van het onderzoek parallellen met de situatie in Amsterdam, waar deze zomer bleek dat de taalbeheersing en -vaardigheid van onderwijsassistenten onder de maat is?
In het in de vraag aangehaalde onderzoek in Amsterdam ging het om de taalvaardigheid van onderwijsassistenten. In het onderzoek naar vve in Utrecht gaat het over de vaardigheden van de leidsters en leraren om het vve-programma effectief uit te voeren. Naast de taalvaardigheid gaat het hierbij ook nog om andere vaardigheden. Wat overeenkomt is dat Utrecht net als Amsterdam de keuze maakt om te investeren in de kwaliteit van het personeel.
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de manier van lesgeven en de kwaliteit van de leidsters en leerkrachten overal in het land verbeteren, ongeacht of de gemeente daartoe ook maatregelen nemen?
Gemeenten pakken de verbetering van de kwaliteit van vve serieus op. De Inspectie van het Onderwijs is op dit moment bezig met een nulmeting van de kwaliteit van vve in gemeenten. Het blijkt tot nu toe dat gemeenten de inspectierapporten aangrijpen om de kwaliteit van vve te verbeteren. Verder investeert het kabinet tot 2014 via het programma Vversterk in scholing en ondersteuning van vve-beroepskrachten: leidsters van peuterspeelzalen, pedagogisch medewerkers van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en leerkrachten van groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Het gaat om een bedrag van € 29,8 miljoen voor 2010 tot 2014.
Tevens investeert dit kabinet in de professionalisering van leraren in het basisonderwijs. Van de schoolbesturen wordt verwacht dat zij hun professionaliseringsbudget onder andere inzetten om te zorgen dat meer leraren opbrengstgericht kunnen werken en hun onderwijs beter afstemmen op de verschillen tussen kinderen. Hierover maakt het kabinet nu afspraken met de PO-raad.
Ook wordt op de pabo de specialisatie jonge kind/oude kind verder verdiept. In de eerste helft van 2012 stuurt staatssecretaris Zijlstra een uitgewerkt voorstel over de specialisatie van de pabo naar de Tweede Kamer.
Tot slot gaat het kabinet (Kamerstuk 33 000-VIII, nr. 117), naar aanleiding van de motie Van Haersma Buma met een gerichte impuls investeren in een verbetering van de kwaliteit van de voorschoolse educatie in de grote steden (G4 en G33). Die kwaliteit kan onder meer beter door meer opbrengstgericht te werken, professionalisering van de pedagogisch medewerkers, de inzet van hbo-geschoolde medewerkers en een verbetering van de ouderbetrokkenheid. Daarom zal dit kabinet voor de grote steden de kwaliteitseisen voor de voorschoolse educatie aanscherpen. Aansluitend wordt de inspectie gevraagd om hierop te monitoren.
Zoals het kabinet in zijn reactie aan uw Kamer op het rapport van de commissie Gunning heeft aangegeven (Kamerstuk 32 500-VI, nr. 117), wordt er samen met de branche een kwaliteitsagenda voor de kinderopvang opgesteld. De verbetering van de deskundigheid van de pedagogisch medewerker speelt ook hierin een belangrijke rol. In december wordt u hierover nader geïnformeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-419.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.