Vragen van de leden Verhoeven en Schouw (beiden D66) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over bedrijven die de privacy schenden (ingezonden 17 augustus 2011).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 25 oktober 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Bedrijven negeren privacyregels»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u bekend met het beeld dat geschetst wordt in het artikel, dat organisaties inzage moeten geven maar dit zelden doen? Acht u dit wenselijk?

Antwoord 2

Ik kan niet uit eigen gegevens bevestigen dat de inzageverplichting door bedrijven op grote schaal niet wordt nageleefd. Uiteraard acht ik het onwenselijk als bedrijven hun wettelijke plicht om inzage te geven niet naleven.

Vraag 3, 4

Wat gaat u doen om te zorgen dat alle organisaties zich wat betreft inzageverzoeken aan de wet zullen houden? Welke pro-actieve maatregelen heeft u hierbij voor ogen?

Wat vindt u van de niet-actieve rol van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) in het proces van inzage? Zou de dienstverlening van het CBP weer uitgebreid moeten worden tot particulieren?

Antwoord 3 en 4

Het CBP heeft in 2007 doelbewust gekozen voor een strategie die primair gericht is op handhaving op die gebieden waar sprake is van ernstige overtredingen van de privacywetgeving die grote groepen burgers raken. Indien sprake is van ernstige overtredingen van het recht op inzage die ook voldoen aan de andere criteria van het CBP, kan het CBP besluiten hiertegen op te treden. Het CBP biedt daarnaast algemene voorlichting via zijn websites en via het telefonisch spreekuur dat burgers elke werkdag kunnen bellen. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder.

Vraag 5

Bent u van mening dat het CBP de mogelijkheid moet krijgen om een boete op te leggen aan bedrijven en instanties die bovengenoemde verzoeken incorrect en/of gebrekkig afhandelen?

Antwoord 5

Het kabinet is, zoals aangekondigd bij brief van 29 april 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 32 761, nr. 1), voornemens om het CBP de bevoegdheid te geven bestuurlijke boetes op te leggen. Ten aanzien van welke bepalingen uit de Wbp de bestuurlijke boete kan worden opgelegd moet nog worden bepaald.

Vraag 6

Zou het CBP een richtsnoer uit moeten brengen voor bedrijven en organisaties waarin de plichten van bedrijven en organisaties in het kader van een inzageverzoek worden verduidelijkt?

Antwoord 6

Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder. Het past mij daarom niet om uitspraken te doen over wat het CBP wel of niet zou moeten doen in het kader van zijn toezichthoudende taak.

Vraag 7

Bent u het ermee eens dat de mogelijkheid tot bemiddeling door het CPB zoals bedoeld in artikel 47 Wet bescherming persooonsgegevens (Wbp) op dit moment een wassen neus is zolang bemiddeling door het CBP door een bedrijf of instantie naast zich neergelegd kan worden en dat aan het oordeel van het CBP meer gewicht moet worden toegekend?

Antwoord 7

Bemiddeling is niet het enige instrument dat het CBP ter beschikking staat. Het CBP stelt prioriteiten met het oog op de beschikbare middelen en maakt zelfstandig een afweging bij het bepalen van de inzet van handhavingsinstrumenten. De inzet van handhavingsinstrumenten door het CBP hangt mede af van de omstandigheden van het geval, waaronder de inhoud en de strekking van de overtreden norm en de daarbij betrokken belangen. Het oordeel van het CBP zal overigens meer gewicht krijgen indien de boetebevoegdheid die het kabinet voornemens is het te geven, in werking is getreden.


X Noot
1

Telegraaf 13 augustus 2011.

Naar boven