Vragen van de leden Jasper van Dijk en Smits (beiden SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over gebrek aan burgerschap bij jongeren (ingezonden 26 juni 2012).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenhart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ) (ontvangen 28 augustus 2012).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het artikel «Scholier zakt voor burgerschap»?1

Antwoord 1

Het door u aangehaalde mediabericht heeft betrekking op een internationaal onderzoek uitgevoerd in 2009 in opdracht van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA). Het eindrapport van dit onderzoek is gepubliceerd in 20102. Op de data uit dit onderzoek is een bewerking uitgevoerd door het Joint Research Centre (JRC)en Institute for the Protection and Security of the Citizen (IPSC). Deze bewerking is gepubliceerd bij het betreffende mediabericht. Navraag bij de IEA-onderzoekers die het burgerschapsonderzoek in Nederland uitvoerden wijst uit dat zij van mening zijn dat de bewerking selectief is samengesteld en geen recht doet aan de bevindingen van het eigenlijke onderzoek naar burgerschap.

Vraag 2, 3, 4

Deelt u de mening dat het teleurstellend is dat Nederlandse leerlingen op de 38e plaats staan wat betreft kennis en opvattingen rondom burgerschap?

Hoe wordt deze lage plaats volgens u veroorzaakt?

Vindt u het ook zorgelijk dat Nederlandse scholieren «extreem» worden genoemd door de onderzoekers als het gaat om hun opvattingen over gelijke rechten voor migranten? Wat gaat u hiertegen ondernemen?

Antwoord 2, 3, 4

In het onderzoeksrapport van 2010 bestaat de belangrijkste indicator uit een lijst van gemiddelde scores van landen op burgerschapskennis. Daar staat Nederland op de 24e plaats van de 38 landen. Bij de opvattingen over gelijke rechten voor immigranten spreekt het rapport van «een extreme positie» vanwege de positie van Nederland, samen met Vlaanderen en Engeland, onderaan de lijst3.

Het kabinet hecht eraan dat jongeren kennis hebben van onze democratische rechtsstaat en pluriformiteit en de verantwoordelijkheden die daarbij passen. Het is van belang dat jongeren maximaal de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen en geëquipeerd zijn om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

In 2011 heb ik, mede naar aanleiding van de constatering van de Inspectie van het Onderwijs dat burgerschap in het onderwijs nadere aandacht behoeft, de Onderwijsraad gevraagd mij te adviseren over de vraag hoe scholen ondersteund kunnen worden bij de verdere ontwikkeling van burgerschapsonderwijs. De Onderwijsraad verwacht dit advies na de zomer te publiceren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal u de beleidsreactie op dit advies ontvangen van het volgende kabinet.

Vraag 5

Bent u bereid met spoed de motie Kooiman c.s. uit te voeren, waarin wordt opgeroepen tot een versterking van het onderdeel burgerschapsvorming in het onderwijs?4 Wanneer kan de Kamer uw voorstellen tegemoet zien?

Antwoord 5

Zoals aangegeven bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van OCW op 30 november 2011 zal de reactie op de motie Kooiman c.s. worden opgenomen in de hiervoor genoemde beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad over burgerschap.


X Noot
1

Trouw, 21 juni 2012.

X Noot
2

IEA 2010: ICCS 2009 International Report: Civic knowledge, attitudes and engagement among lower secondary school student in 38 countries.

X Noot
3

GION 2010: Eerste bevindingen International Civic and Citizenship Education Study, rapportage voor Nederland.

X Noot
4

Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 52.

Naar boven