Vragen van de leden Van der Werf en De Rouwe (beiden CDA) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het artikel «Plannen voor stroom uit aardwarmte» (ingezonden 25 juli 2012).

Antwoord van minister Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 28 augustus 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Plannen voor stroom uit aardwarmte»?1

Antwoord 1

Ja, ik heb kennis genomen van het artikel uit het Nederlands Dagblad van 30 juni 2012.

Vraag 2

Kunt u beschrijven voor welke gebieden en welke diepten recent opsporingsvergunningen voor aardwarmtebenutting zijn aangevraagd? Klopt het dat de opsporingsvergunningen door één partij zijn aangevraagd? Is het waar dat de opsporingsvergunningen een gebied ter grootte van ongeveer een kwart van Nederland beslaan?

Antwoord 2

  • De aanvragen waarop de Kamervragen zich toespitsen betreffen de twee aanvragen opsporingsvergunning aardwarmte «Utrecht – Noord-Brabant» en «Friesland», beide gedateerd op 5 maart 2012, beide ontvangen op 8 maart 2012.

  • De aanvraag opsporingsvergunning aardwarmte Utrecht – Noord-Brabant heeft betrekking op een in diepte beperkt gebied van 4000 meter en dieper. Het aangevraagde gebied is gelegen in de provincies Utrecht en Noord-Brabant. Het aangevraagde gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 3694 km2. De aanvraag opsporingsvergunning aardwarmte Friesland heeft eveneens betrekking op een in diepte beperkt gebied van 4000 meter en dieper. Het aangevraagde gebied is gelegen in de provincie Friesland. Het aangevraagde gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 4125 km2.

  • Beide aanvragen zijn door Transmark Renewable Products B.V. aangevraagd.

  • De grootte van de aangevraagde gebieden tezamen (7819 km2) beslaat ongeveer 19% van het landoppervlak van Nederland.

Vraag 3

Kunt u de procedure beschrijven die bij deze aanvraag door het ministerie wordt gevolgd?

Antwoord 3

  • De aanvraag wordt nagelopen op de eisen die de vigerende wet en -regelgeving aan een aanvraag stellen (zie o.a. art. 6 van de Mijnbouwwet in samenhang met art. 1.3.1 van de Mijnbouwregeling).

  • Een uitnodiging tot het indienen van concurrerende aanvragen wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Deze zogenaamde publicatietermijn duurt 13 weken, te rekenen vanaf de dag van publicatie van genoemde uitnodiging in de Staatscourant (zie art. 15 van de Mijnbouwwet).

  • Na afloop van de 13 weken publicatietermijn wordt de aanvraag aan de adviseurs TNO, Staatstoezicht op de Mijnen aangeboden en aan de Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies waarop de aanvragen betrekking hebben (zie art. 16 Mijnbouwwet).

  • Na afloop van deze adviesrondes wordt de Mijnraad om advies gevraagd (zie art. 105, derde lid, van de Mijnbouwwet).

  • Nadat het advies van de Mijnraad is ontvangen beslis ik, met inachtneming van de vigerende wet- en regelgeving en gezien de adviezen op de aanvraag (zie art. 17 van de Mijnbouwwet).

Vraag 4

Wat vindt u ervan dat een opsporingsvergunning voor zulke grote oppervlakten door één partij wordt aangevraagd?

Antwoord 4

In de huidige Mijnbouwwet en -regelgeving is geen beperking opgenomen met betrekking tot de grootte van aangevraagde gebieden.

Wel beschik ik over de bevoegdheid bij het verlenen van de vergunning deze zowel in oppervlakte als diepte te beperken. (zie art. 11, derde lid Mijnbouwwet en art. 11 vierde lid, eerste volzin, van de Mijnbouwwet).

Vraag 5

Bent u van mening dat aan een aanvraag voor een opsporingsvergunning een concreet projectplan ten grondslag moet liggen?

Antwoord 5

De vereisten waaraan een dergelijke aanvraag moet voldoen staan vermeld in art. 6 van de Mijnbouwwet in samenhang met art. 1.3.1 van de Mijnbouwregeling.

Daaruit volgt impliciet dat er een projectplan aan de aanvraag ten grondslag moet liggen. De aanvraag wordt getoetst aan het wettelijk toetsingskader.

Vraag 6

Zijn er inmiddels, nu de aanvraagtermijn van 13 weken bijna is verstreken, concurrerende aanvragen ingediend?

Antwoord 6

Er zijn voor delen van het gebied drie concurrerende aanvragen ontvangen (i.c. aanvragen opsporingsvergunning aardwarmte Bommelerwaard, Tilburg-Geertruidenberg, en Helmond).

Vraag 7

Wat gebeurt er als er geen concurrerende aanvragen worden ingediend?

Antwoord 7

Dan zullen de voorliggende aanvragen met inachtneming van de vigerende wet- en regelgeving en gezien de uitgebrachte adviezen van TNO, Staatstoezicht op de Mijnen, de adviezen van de Colleges van Gedeputeerde Staten en de Mijnraad als uitgangspunt dienen voor mijn besluit op de aanvragen.

Vraag 8

Welke verdiensten haalt de overheid uit deze activiteiten?

Antwoord 8

Aan het indienen van een aanvraag zijn geen kosten verbonden door de overheid. Over de gewonnen hoeveelheid aardwarmte hoeft de vergunninghouder tot op heden geen afdrachten te betalen.

De verdiensten voor de overheid moeten meer gezocht worden in de bijdrage die aardwarmte kan leveren aan het behalen van de (toekomstige) Europese energiedoelstellingen. Aardwarmte is een duurzame energie-optie met potentie die bovendien kosteneffectief is. De verdere ontwikkeling van aardwarmte wordt ondersteund door de garantieregeling aardwarmte en de SDE+.


X Noot
1

Het Nederlands Dagblad, 30 juni 2012.

Naar boven