Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de aanpak van kindersekstoerisme (ingezonden 10 augustus 2012).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 23 augustus 2012).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de aanpak van kindersekstoerisme?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Deelt u de mening dat het beslist onwenselijk is dat gevallen van kindersekstoerisme niet afzonderlijk worden geregistreerd? Dreigt daar immers niet het grote gevaar dat de effectiviteit van de Nederlandse aanpak afneemt door een gebrekkig inzicht in de aard en de omvang van kindersekstoerisme? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om zo snel mogelijk te voorzien in een afzonderlijke registratie?

Moet niet nagedacht worden of er goede argumenten bestaan voor een afzonderlijke strafbaarstelling van kindersekstoerisme? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3

Zoals ik heb gemeld in antwoord op eerdere vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3123) is kindersekstoerisme geen specifiek delict. Het betreft seksueel misbruik van kinderen in een ander land door een Nederlandse onderdaan of ingezetene. Concreet kan het misbruik bestaan uit ontuchtige handelingen, verkrachting, maar ook het maken van kinderporno. Elk van deze handelingen is strafbaar naar Nederlands recht, ook als deze in het buitenland worden verricht (zie artikel 5, lid 1, sub 3, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen waarnaar aldaar verwezen wordt). Daarnaast zijn deze handelingen op grond van het tweede aanvullende protocol bij het Internationaal Verdrag voor de rechten van het kind dan wel op grond van het nationale recht strafbaar in veel andere landen. Het reizen naar het buitenland met het doel deze strafbare handelingen te plegen is op zichzelf niet strafbaar. Wel komt er, zoals ik reeds meldde, een wettelijke mogelijkheid om bij een strafrechtelijke veroordeling een reisverbod als bijzondere voorwaarde op te nemen.

Voor Nederland bestaat inzicht in het strafrechtelijk optreden tegen personen die verdacht worden van seksueel misbruik van kinderen in een ander land. Een afzonderlijke registratie van kindersekstoerisme bij politie en OM versterkt de effectiviteit van de Nederlandse aanpak niet. Het knelpunt bij kindersekstoerisme is niet zozeer een gebrekkig inzicht in Nederland, maar vooral een gebrekkige opsporing en dossieropbouw in de betrokken buitenlanden.


X Noot
1

Antwoord van staatssecretaris Teeven, 8 augustus 2012, 2012D31851

Naar boven