Vragen van de leden Dille en Gerbrands (beiden PVV) aan de minister en de staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het pubergesprek (ingezonden 28 juni 2012).
Antwoord van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 22 augustus
2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3081.
Vraag 1
Hoe bent u gekomen tot het actieplan om pubers jaarlijks te laten praten met een arts?1
Antwoord 1
In het kader van het begrotingsakkoord 2013 investeert VWS extra in het bevorderen
van een gezonde leefstijl van de jeugd. De middelen zullen worden ingezet op het versterken
en intensiveren van bestaande programma’s, zoals JOGG, de gezonde schoolaanpak en
de buurtsportcoaches. Dit wordt gecombineerd met een extra contactmoment voor adolescenten.
De vraag naar een extra adolescenten-contactmoment met een jeugdarts of jeugdverpleegkundige
wordt breed gedragen. De Tweede Kamer heeft meermalen aangegeven belang te hechten
aan een dergelijk contactmoment en ook in het veld is het nut hiervan onderstreept.
Vraag 2
Deelt u de mening dat ouders verantwoordelijk zijn voor het welzijn van hun kinderen?
Antwoord 2
Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het welzijn van hun kinderen. Daarnaast
kunnen ook anderen, zoals de school of de jeugdgezondheidszorg hierin een belangrijke
rol vervullen.
Vraag 3
Bent u van mening dat de al bestaande voorlichting over drugs, drank en fast-food
tekort schiet?
Antwoord 3
Op dit moment werk ik, samen met relevante partijen, aan een omslag in het leefstijlbeleid.
Ik wil preventie-activiteiten meer laten aansluiten bij de vraag en de belevingswereld
van jongeren en meer de nadruk leggen op maatwerk in de adviezen in plaats van collectieve
voorlichting. Daarom heb ik er ook voor gekozen om de massamediale campagnes te stoppen
en zet ik via de «Impuls gezonde leefstijl jeugd» in op het vergroten van het bereik
onder jongeren via sociale media voor het bevorderen van een gezonde leefstijl. Advies
en voorlichting via een extra contactmoment met de jeugdgezondheidszorg sluit aan
bij deze benadering.
Vraag 4
Is een arts wel de geschikte persoon om met pubers te praten over problemen met ouders,
vrienden en verliefdheid? Zo ja, waar baseert u dit op?
Antwoord 4
Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen zijn speciaal opgeleid om ouders en jongeren
van 0–19 jaar te ondersteunen bij het opgroeien en de opvoeding.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat negen van de 10 pubers geen problemen hebben? Waarom
moeten die toch op gesprek? Waarom niet adequate hulp bieden voor die ene puber die
het nodig heeft?
Antwoord 5
Adolescenten ondergaan grote en snelle fysieke en sociaal-emotionele veranderingen.
Adolescenten moeten in deze periode steeds vaker zelf verantwoordelijkheid nemen en
leren omgaan met verleidingen in het dagelijks leven. Overgewicht en andere gewichtsgerelateerde
problemen komen juist in deze leeftijdsfase vaker voor en de omgang met alcohol is
bij een grote groep rond deze leeftijd zorgwekkend. Een extra contactmoment met een
jeugdarts of jeugdverpleegkundige kan adolescenten ondersteunen bij de problemen of
vragen die zij hebben, onder meer waar het gaat om hun leefstijl. Hiermee kan veelal
worden voorkomen dat kleine vragen uitgroeien tot ernstige problemen. Laagdrempelige
toegang voor iedere jeugdige en afstemming op de behoeften die er zijn, vind ik daarbij
belangrijk. Waar grotere problemen blijken te spelen, is natuurlijk (aanvullende)
adequate hulp belangrijk.
Er bestaat overigens geen verplichting tot deelname.
Vraag 6
Bent u bereid dit actieplan te stoppen, en de € 26 miljoen beter te besteden door
deze in te zetten om de loophulpmiddelen in het pakket te houden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik ben niet bereid om dit actieplan te stoppen. Het stimuleren van een gezonde leefstijl
bij de jeugd is een goede investering in een betere gezondheid op latere leeftijd. De
problemen die in deze leeftijdsfase vaker spelen, zoals gewichts-gerelateerde problemen
en alcoholgebruik, rechtvaardigen extra aandacht.
Het maakt onderdeel uit van de brede set afspraken in het kader van het begrotingsakkoord
2013.
X Noot
1NOS, 25 juni 2012.