Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de minister voor Integratie, Immigratie en Asiel over verwestering als verblijfsgrond voor een Somalische vluchteling (ingezonden 1 augustus 2012).

Antwoord van minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) (ontvangen 22 augustus 2012).

Vraag 1, 2, 3

Bent u bekend met de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2012 inzake de verblijfsstatus van een Somalische vluchteling waarin de Afdeling van oordeel is dat de mate van verwestering dient te worden betrokken in de beoordeling (201200969/1/V2)? Zo ja, wat betekent deze uitspraak voor het Nederlandse asielbeleid?

Hoeveel Somalische vluchtelingen verblijven er momenteel in Nederland? Hoeveel van hen zijn er verwesterd? Hoeveel van hen zijn vrouw of minderjarig? Wat betekent deze uitspraak voor andere Somalische vluchtelingen die mogelijk verwesterd zijn en daarom risico lopen onder de aandacht van Al Shabaab te komen? Bent u bereid met verwestering als factor naar deze soortgelijke gevallen te kijken? Zo nee, waarom niet?

Kent u de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in rechtsoverweging 275 van het arrest van 28 juni 2011 dat Somaliërs, die moeten reizen door Al Shabaab gecontroleerd gebied, een groter risico lopen onder de aandacht van Al Shabaab te komen als zij zo lang uit het land zijn weggeweest dat zij verwesterd zijn? Op welke wijze gaat u dit beoordelen voor soortgelijke gevallen?

Antwoord 1, 2, 3

Ja, ik ben bekend met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Deze uitspraak ziet enkel op vreemdelingen afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië omdat Al-Shabaab in overige delen van Somalië (Somaliland en Puntland) niet de feitelijke macht heeft. In mijn huidige beleid toets ik, conform de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Sufi en Elmi, waaraan ook de Afdeling refereert, of zij voldoende ervaring hebben met leven onder de regels van Al-Shabaab om zich opnieuw in hun land van herkomst te kunnen handhaven. In mijn brief van heden aan de Tweede Kamer heb ik toegelicht hoe verwestersing een plek krijgt in mijn beleid.

Deze toets kan overigens eerst aan de orde komen indien de herkomst uit Zuid- en en Centraal-Somalië geloofwaardig is bevonden en de vreemdeling ervaring heeft met leven onder de regels van Al-Shabaab. Immers, in zaken waar de afkomst uit Zuid- en Centraal-Somalië geloofwaardig wordt bevonden en de persoon geen ervaring heeft met het leven onder de regels van Al-Shabaab, wordt al geoordeeld dat de persoon zich niet kan handhaven onder Al-Shabaab. Dit geldt voor personen die al voor de komst van Al-Shabaab uit Somalië zijn vertrokken en voor hen die uit een gebied afkomstig zijn waar Al-Shabaab geen macht had, maar wel terugkeren of reizen door een gebied waar Al-Shabaab (inmiddels) de macht heeft. In die gevallen waarin niet geloofwaardig is dat de vreemdeling afkomstig is uit Zuid- en Centraal-Somalië, is een artikel 3 EVRM-risico bij terugkeer vanwege Al-Shabaab op voorhand niet aannemelijk. Voor asielzoekers die recent zijn vertrokken geldt dat zij ervaring kunnen hebben met het leven onder de regels van Al-Shabaab. Zij zullen vaak nog niet verwesterd zijn.

Vreemdelingen die menen dat deze uitspraak betekenis voor hen heeft staat het vrij een nieuwe asielaanvraag in te dienen. Dit kan dus alleen zinvol zijn als niet betwist wordt dat zij afkomstig zijn uit Zuid- en Centraal-Somalië en wanneer de eerdere aanvraag is afgewezen omdat zij ervaring hebben met het leven onder de regels van Al-Shabaab. De uitgebreidere toets zal overigens niet betekenen dat in alle gevallen alsnog een vergunning wordt verleend. De Afdeling geeft ook aan dat het enkele verblijf van de vreemdeling in Nederland niet hoeft te betekenen dat deze daarmee dermate is verwesterd dat niet langer kan worden verwacht dat hij zich zal kunnen handhaven onder Al-Shabaab.

De toets aan «verwestersing» – die betrokken wordt bij de vraag of de persoon zich kan handhaven onder Al-Shabaab – is slechts van belang voor zaken waarin er sprake is van terugkeer naar een gebied waar Al-Shabaab de feitelijke macht heeft en «verwestering» een risicofactor vormt. De toets is dus niet aan de orde voor asielzoekers die uit andere gebieden in Somalië afkomstig zijn.

U vraagt naar aantallen vluchtelingen uit Somalië en een verdere uitsplitsing daarvan. Wanneer blijkt dat een vreemdeling vluchteling is, zal dat in het algemeen leiden tot vergunningverlening en is deze uitspraak over verwestersing verder niet van belang.

Ik begrijp uw vraag dan ook zo dat u wilt weten voor hoeveel Somalische vreemdelingen, die thans niet in het bezit zijn van een verblijfsvergunning, deze uitspraak kan betekenen dat op grond van verwestersing een vergunning zou moeten worden verleend. Zoals ik in mijn brief van heden aan uw Kamer heb uiteengezet, zal de toetsing aan «verwestersing» voor Somaliërs individueel plaatsvinden. Ik kan u dan ook geen aantal geven van het aantal Somalische vreemdelingen op wie deze uitspraak betrekking heeft.

Vraag 4, 5

Bent u bereid te onderzoeken in welke andere landen de mate van verwestering risico's met zich meebrengt vergelijkbaar met Somalië? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid om vluchtelingen uit andere landen, waarin de mate van verwestering soortgelijke risico's met zich meebrengt als in Somalië ( Irak, Afghanistan enz.),  opnieuw te beoordelen op deze grond? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4, 5

De vaststelling dat «verwestersing» mogelijk risico’s met zich mee brengt voor Somaliërs die moeten terugkeren naar, of reizen door, een gebied waar Al-Shabaab de feitelijke macht heeft, is gebaseerd op informatie over de situatie in Somalië. Mijn landgebonden asielbeleid baseer ik altijd op informatie over de situatie in een land of gebied, die beschreven is in ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en overige bronnen. Indien zou blijken dat ook in een ander land of gebied «verwestersing» tot risico’s leidt bij terugkeer, komt dit tot uiting in mijn landgebonden asielbeleid. In het landenbeleid voor Afghanistan is verwestersing opgenomen als criterium voor de toetsing of van schoolgaande meisjes mag worden verwacht dat zij terugkeren, gelet op de psychosociale druk die dit met zich kan meebrengen. Het gaat daarbij niet om artikel 3 EVRM-risico’s. Uiteraard zal ik steeds opnieuw de situatie in ieder asielherkomstland beoordelen op basis van nieuw verschenen ambtsberichten.

Vraag 6

Wat betekent de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor het toekomstperspectief van gewortelde Somalische asielkinderen in Nederland? Deelt u de mening dat deze uitspraak als gevolg heeft dat gewortelde Somalische asielkinderen in aanmerking horen te komen voor verblijfsstatus? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Zoals ik in het antwoord op vraag 1, 2 en 3 heb aangegeven, heeft de uitspraak slechts consequenties voor vreemdelingen van wie is vastgesteld dat zij afkomstig zijn uit Zuid- en Centraal-Somalië en van wie het asielverzoek is afgewezen met als motivering dat zij zich kunnen handhaven onder Al-Shabaab. Als zij een nieuwe asielaanvraag indienen, zal het element «verwestersing» alsnog worden meegewogen in de nieuwe beoordeling. Dit is iets anders dan «worteling», immers het gaat om risico’s die iemand loopt bij terugkeer en niet om worteling in de Nederlandse maatschappij.

Vraag 7

Deelt u de mening dat de uitspraak het nut en de noodzaak onderstreept van een structurele oplossing voor minderjarige asielkinderen die verwesterd zijn, conform een Kinderasielwet of een kinderpardon? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Nee, deze mening deel ik niet. Immers, niet in alle landen vormt «verwestersing» een risico bij terugkeer en moet dientengevolge asielbescherming worden verleend.

Naar boven