Vragen van het lid Van Nieuwenhuizen (VVD) aan de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel over de cijfers van Eurostat waaruit  is gebleken dat Nederland ruim twee keer zoveel asielaanvragen inwilligt dan het gemiddelde van Europese lidstaten (ingezonden 13 juli 2012).

Antwoord van minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) (ontvangen 21 augustus 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3132

Vraag 1, 2 en 6

Hoe komt het volgens u dat Nederland ruim twee keer zoveel asielaanvragen inwilligt dan het gemiddelde van Europese lidstaten, zoals uit cijfers van Eurostat is gebleken?1 Wat is het verschil tussen de behandeling van de aanvragen in Nederland in vergelijking met andere lidstaten?

Als alle lidstaten van de Europese Unie aan dezelfde regels moeten voldoen bij het omgaan met asielaanvragen, hoe kan het dan dat er zo’n grote verschillen zijn in de percentages ingewilligde asielaanvragen?

Waar baseert de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de conclusie op dat mensen met «serieuzere verhalen» juist hier komen en niet ergens anders heen te gaan?

Antwoord 1, 2 en 6

Om precies na te gaan wat de reden is dat Nederland een relatief hoog inwilligingspercentage heeft ten opzichte van de meeste andere Europese lidstaten, zou een uitgebreide dossiervergelijking nodig zijn tussen een groot aantal individuele dossiers van elk van die lidstaten. Daarbij zou niet alleen de precieze aard van de (beleids)beslissingen moeten worden onderzocht, maar zou tevens een vergelijking moeten worden gemaakt van het profiel van de asielzoekers en hun asielrelaas, zoals die deel uitmaken van de instroom van de lidstaten. Deze onderliggende gegevens bij de inwillingingspercentages zijn voor Nederland niet beschikbaar en reeds daarom is het niet mogelijk deze analyse te maken.

Mogelijk is het verschil in inwilligingspercentage mede toe te schrijven aan de aard van de Nederlandse asielprocedure en de aandacht voor het snel afdoen van kansloze aanvragen in de korte aanmeldcentrumprocedure. Nederland is met de introductie van de aanmeldcentra en de toenmalige 24-uursprocedure koploper geweest binnen Europa in het neerzetten van een korte procedure waarin kansloze aanvragen werden afgedaan. Dit stelsel is sindsdien met een aantal belangrijke verbeteringen steeds verder uitgebouwd. Het is zeer wel mogelijk dat daarmee Nederland weinig aantrekkelijk is voor vreemdelingen die geen bescherming tegen terugkeer behoeven, maar toch door middel van een asielprocedure toegang tot Europa zoeken. Vanuit dat perspectief is een lage instroom van asielzoekers met kansloze aanvragen wenselijk en kan een relatief hoog inwilligingspercentage (mede) worden verklaard.

Dat neemt evenwel niet weg dat het van belang is dat een vergelijkbaar asielverzoek in verschillende lidstaten tot een zelfde uitkomst dient te leiden. Dit heeft, naast de individuele waarborgen voor de asielzoeker, tevens als doel om asielshoppen maximaal tegen te gaan.

De totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) heeft dit als uitgangspunt. Daar waar verschillen in beoordeling bestaan heeft de Europese Commissie de taak om te waarborgen dat lidstaten voldoen aan de Europese regelgeving en heeft het Europees Asielbureau (EASO) een ondersteunende rol in het harmoniseren van het beleid. In de daartoe geëigende Europese gremia vraagt Nederland hier ook steeds aandacht voor. Ik zal daarnaast de Europese Commissie vragen onderzoek te doen naar de onderliggende redenen van de verschillen tussen de inwilligingspercentages van de lidstaten.

Vraag 3, 4 en 5

Deelt u de mening dat, wanneer er in hetzelfde systeem zo’n grote verschillen zijn in de percentages asielaanvragen die worden ingewilligd, dit betekent dat er een onwenselijk verschil is in de uitvoering en interpretatie van de regels in de verschillende lidstaten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Wat is het verschil tussen de Nederlandse interpretatie van de regels en de interpretaties van lidstaten die onder het gemiddelde scoren?

Deelt u de mening dat er pas sprake kan zijn van het invoeren van één stelsel (GEAS) als gelijke behandeling van asielverzoeken een feit is?

Antwoord 3, 4 en 5

Zoals uit het antwoord op de vragen 1, 2 en 6 blijkt, kan op basis van de inwilligingspercentages niet reeds de conclusie worden getrokken dat sprake is van een verschil in de uitvoering en interpretatie van de regels tussen alle lidstaten met een afwijkend inwilligingspercentage. Dat neemt niet weg dat Nederland zich al vele jaren inzet voor harmonisatie van de uitvoering en interpretatie van de regels voor zover dit eraan bijdraagt dat vergelijkbare asielaanvragen in alle lidstaten leiden tot een vergelijkbare uitkomst. Het is niet zo dat het GEAS pas aan de orde kan zijn als deze harmonisatie heeft plaatsgevonden. Het GEAS is juist een belangrijk instrument om de gewenste harmonisatie te bereiken.

Vraag 7

Wat is de trend over de afgelopen 5 jaar met betrekking tot (ingewilligde) asielaanvragen in EU-lidstaten? Loopt Nederland steeds verder uit de pas, of is de ontwikkeling meer constant?

Antwoord 7

De trend in de afgelopen vier jaren2 laat zien dat het verschil tussen het Nederlandse inwilligingspercentage in asielzaken en het gemiddelde inwilligingspercentage in de gezamenlijke EU-lidstaten in asielzaken afneemt. Zie bijgevoegde tabel3.

Inwilligingspercentage asielaanvragen in eerste aanleg
 

2008

2009

2010

2011

NL

52%

47%

46%

43%

EU-27

27%

27%

25%

25%

Verschil

25%

20%

21%

18%

Bron: Eurostat

De afname van het inwilligingspercentage staat los van een eventuele wijziging in het Nederlandse aandeel in de totale EU-asielinstroom. Deze was gedurende de periode 2008–2010 vrij constant (zie bijgevoegde tabel). In 2011 was het Nederlandse aandeel 1% lager omdat in dat jaar de asielinstroom in de EU-27 steeg waar die in Nederland daalde.

Aandeel Nederlandse asielaanvragen in totale asielinstroom in EU-27
 

2008

2009

2010

2011

NL

6%

6%

6%

5%

Bron: Eurostat


X Noot
2

Vóór 2008 verzamelden de EU-lidstaten hun statistische gegevens nog niet op een eenduidige manier. Omwille van de vergelijkbaarheid is 2007 dan ook niet opgenomen in dit overzicht.

X Noot
3

Het percentage voor Nederland wijkt licht af van het percentage dat halfjaarlijks in de rapportage Vreemdelingenketen wordt vermdeld omdat Eurostat een andere methode hanteert voor de berekening van het inwilligingspercentage in de EU-lidataten.

Naar boven