Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 3230 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 3230 |
Hebt u kennis genomen van de uitzending van het tv-programma «Biogasboeren in de problemen»?1
Kunt u de omvang van het probleem schetsen? Hoeveel projecten draaien op dit moment met verlies? Hoeveel projecten zijn inmiddels stopgezet en van hoeveel projecten verwacht u dat deze binnen afzienbare tijd zullen worden stopgezet? Klopt het dat meer dan twee derde van de vergisters met verlies draait?
Op basis van de subsidiegegevens is te herleiden hoeveel duurzame energie er wordt geproduceerd. In totaal heeft Agentschap NL 82 MEP-vergisters in beheer en 40 OVMEP-vergisters. Op dit moment zijn er 9 MEP-vergisters die niet produceren. Alle 40 OVMEP-vergisters produceren wel. Van de installaties die produceren draait 60% meer dan 5 000 vollasturen, 27% draait meer dan 7 000 vollasturen. Het beeld dat tweederde van de vergisters stil zou staan, spoort niet met deze cijfers.
Bent u het eens met de constatering dat de subsidievoorwaarden in de Stimulering Duurzame Energieproductie regeling (SDE) en de SDE+ gunstiger zijn voor biogasprojecten dan de voorwaarden in de regeling Milieukwaliteit Energieproductie (MEP), specifiek als het gaat om de hoogte van het subsidiebedrag en de exploitatierisico’s en is het juist dat de biogasprojecten van het eerste uur op achterstand staan ten opzichte van de nieuwe biovergistingsinstallaties omdat de laatste efficiënter zijn geworden en minder last hebben van kinderziektes?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De MEP en de SDE(+) hebben een verschillende systematiek. Installaties met een MEP-beschikking krijgen een vast subsidiebedrag. Installaties met een SDE(+) beschikking krijgen een bedrag dat meebeweegt met de energieprijzen. Als de elektriciteitsprijs hoog is, is de MEP gunstiger. Bij een lagere elektriciteitsprijs is de SDE(+) gunstiger. In de eerste jaren van de MEP was de elektriciteitsprijs hoog en hebben de producenten daarvan kunnen profiteren. Nu is de elektriciteitsprijs wat lager en is de MEP dus minder ruim. De elektriciteitsprijs laat momenteel alweer een stijging zien, dus wordt de MEP mogelijk in de toekomst weer gunstiger. Er kan dus niet gezegd worden dat de MEP over de hele looptijd minder gunstig is dan de SDE(+).
Wat betreft exploitatierisico’s geldt dat ondernemers een risico-inschatting mee kunnen nemen in het afwegen van hun business case. Op het moment dat een ondernemer een investeringsbeslissing neemt weet hij immers wat voor installatie hij gaat neerzetten, wat het rendement daarvan is, dat er nog weinig ervaring mee is en de risico’s dus hoog zijn. Uiteraard kan die inschatting op enig moment anders uitvallen.
Vindt u ook dat agrariërs die als eerste, in de periode 2003–2007, hebben durven investeren in de productie van groen gas niet de dupe mogen worden van onverwacht hoge biomassaprijzen en kinderziektes aan de vergistingsinstallaties? Of vindt u dat de penibele situatie waarin zij zich bevinden, bij het ondernemersrisico hoort?
Ik verwacht van iedere ondernemer die gaat investeren (met of zonder subsidie) dat hij een inschatting maakt van risico’s, zoals prijsfluctuaties en eventuele aanloopproblemen, en deze verwerkt in de business case. Deze risico’s horen inderdaad bij het ondernemersrisico.
Klopt het dat u ervan uitgaat dat de warmtebonus voor bestaande mestcovergistingsinstallaties slechts de onrendabele top van een investering in de warmte-uitkoppeling vergoedt en dus geen bijdrage levert aan het rendabeler maken van de bestaande vergistingsinstallaties, aangezien in het advies van ECN en KEMA d.d. 30 januari 2012 staat dat warmte-uitkoppeling «in beginsel met de geadviseerde basis- en correctiebedragen (...) niet [zal] leiden tot winstgevende of minder verlieslatende mestcovergistingsinstallaties» en u dit advies volgt?
In de SDE+ heb ik een subsidiecategorie opengesteld voor warmte-uitkoppeling bij bestaande installaties. Zoals de naam al zegt, dekt dit inderdaad alleen de onrendabele top van de warmte-uitkoppeling. Deze extra categorie biedt echter wel de mogelijkheid om meer te verdienen met dezelfde installatie. In het advies van ECN en KEMA waarin u refereert staat namelijk ook:
«Een drietal kostenaspecten kan echter wel enige soelaas bieden:
– Op de investering in de warmte-uitkoppeling van ruim € 80 000 kan 7,8% rendement gehaald worden.
– Extra arbeid kan soms door een agrariër zelf om niet worden verricht.
– Het merendeel van de projecten kan uit met de SDE+-vergoeding. Omdat ieder project een eigen kostenstructuur heeft, zullen er ook projecten zijn die bijv. door locatie specifieke omstandigheden minder kosten hoeven te maken dan waar ECN en KEMA mee gerekend hebben.»
In verband met Europese staatsteunregels en de huidige goedkeuring van de Europese Commissie kan ik bovendien geen extra subsidie geven om de rentabiliteit van de installaties te verbeteren. Dat zou ongeoorloofde staatsteun zijn.
Bent u van mening dat de SDE+ is gericht op kostenefficiëntie en opschaling van bewezen technieken, en dat het daarom ongewenst is bestaande vergistingsinstallaties onder de voorwaarden van de SDE+ alsnog te vergoeden voor warmte-uitkoppeling, aangezien deze vergistingsinstallaties destijds een sterk innovatief karakter hadden? Past bij een dergelijke risicovolle investering niet beter een waarborgfonds (zoals bij geothermieprojecten) of een andere innovatiesubsidie?
De SDE+ is gericht op het zo kosteneffectief mogelijk produceren van duurzame energie. Warmtebenutting van bestaande installaties past daar heel goed in. Een waarborgfonds zou de producenten niet helpen. Een waarborgfonds neemt, in tegenstelling tot de SDE+, de onrendabele top niet weg en leidt zodoende niet tot extra warmtebenutting. Bovendien is het benutten van warmte bij een bestaande installatie niet risicovol en is een waarborgfonds dus geen passend instrument. Een innovatiesubsidie is tevens niet geschikt, omdat het benutten van warmte bij een bestaande installatie niet innovatief is. Hier geldt ook dat een innovatiesubsidie de onrendabele top niet volledig mag afdekken en dus niet leidt tot extra warmteproductie.
Bent u bereid alsnog, in overleg met de brancheorganisaties, na te denken over een passende regeling voor deze gedupeerde ondernemers, bijvoorbeeld door het verlengen van de afschrijvingstermijn van de installaties, het verhogen van het aantal vollasturen voor warmte-uitkoppeling en/of het invoeren van de mogelijkheid van banking vanaf de start van de productie van deze installaties (in plaats van 2012)?
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken of de voorwaarden en vergoedingen die in de MEP voor vergistingsinstallaties golden onder bepaalde voorwaarden, alsnog met terugwerkende kracht gelijk te trekken met de voorwaarden die in de huidige SDE+-regeling gelden?
Ik heb reeds uitgebreid overleg met de brancheorganisaties gevoerd en een reeks aan maatregelen getroffen om de situatie van de MEP-vergisters te verbeteren:
– Het uitbreiden van de biomassastromen die meevergist mogen worden, waardoor de prijsdruk afneemt.
– SDE+ voor warmte-uitbreiding bij bestaande installaties.
– SDE+ voor verlengde levensduur van bestaande installaties die uit de MEP lopen.
Wat betreft de suggesties die u noemt:
– Verlengen van de afschrijvingstermijn van de installaties: dat doe ik reeds door een subsidie voor verlengde levensduur open te stellen in de SDE+.
– Verhogen van het aantal vollasturen voor warmte-uitkoppeling: dit is in strijd met Europese staatsteunregels en de huidige goedkeuring van de Europese Commissie, tenzij ik het subsidiebedrag evenredig verlaag.
– Invoeren van de mogelijkheid van banking vanaf de start van de productie-installatie: hetzelfde effect, namelijk een langere afschrijvingstermijn, realiseer ik door een subsidie voor verlengde levensduur in de SDE+.
– Met terugwerkende kracht gelijk trekken van de voorwaarden in de MEP en SDE+: ik verander niet gedurende de wedstrijd de spelregels. Ondernemers met een MEP-beschikking wisten wat de voorwaarden waren op het moment dat ze subsidie aanvroegen. Indien ik de voorwaarden gelijk zou trekken met de SDE+ ligt het bovendien voor de hand, met het oog op de vergisters die tot nu toe in de SDE+ een beschikking hebben ontvangen/ binnenkort zullen ontvangen, de voorwaarden, inclusief het basisbedrag, gelijk te trekken met de eerste fase van de SDE+. Dat zou de situatie van de MEP-vergisters niet verbeteren.
Nu is het aan de sector om deze kansen te benutten door bijvoorbeeld slim collectief biomassa in te kopen, aansluiting te zoeken bij warmtebehoefte in de buurt en opnieuw subsidie aan te vragen als de MEP-subsidie afloopt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3230.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.