Vragen van de leden Dibi (GroenLinks), Voordewind (ChristenUnie), Gesthuizen (SP), Dijksma (PvdA), Thieme (PvdD), Schouw (D66) aan de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel over het bericht «Syrische asielzoekers eisen duidelijkheid» (ingezonden 30 juli 2012).

Antwoord van minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) (ontvangen 15 augustus 2012).

Vraag 1, 2, 3, 4 en 5

Kent u het bericht «Syrische asielzoekers eisen duidelijkheid»?1 Wat is uw reactie op dit bericht?

Bent u bereid, gelet op de verschrikkelijke situatie in Syrië, deze Syrische asielzoekers als groep in aanmerking te laten komen voor een asielvergunning? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat toepassing van artikel 15 van de Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming (Definitierichtlijn) aan de orde is voor deze groep Syrische asielzoekers? Zo nee, waarom niet?

Welke inspanningen worden verricht om te voorkomen dat door onzekerheid over verblijf Syrische asielzoekers in hongerstaking zullen gaan?

Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden om de onzekerheid waarin deze Syrische asielzoekers verblijven weg te nemen?

Antwoord 1, 2, 3, 4 en 5

Ja, ik ken het bericht. Ik kan me voorstellen dat de zorgwekkende situatie in Syrië gevolgen heeft voor de gemoedstoestand van de betrokken Syrische asielzoekers. Op 3 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Syrië heb vormgegeven. Hiermee zullen deze Syrische asielzoekers spoedig de door hen gevraagde duidelijkheid over hun verblijfsstatus krijgen.

Ik heb u geschreven dat het uitgangspunt een individuele beoordeling blijft. Daarbij vormen de in het ambtsbericht beschreven grootschalige en ernstige mensenrechtenschendingen van de zijde van de Syrische autoriteiten aanleiding om bij terugkeer een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM aan te nemen voor Syrische asielzoekers waarbij niet uit het asielrelaas blijkt dat zij actief aanhanger zijn van het huidige Syrische regime. Behoudens de gebruikelijke contra-indicaties kunnen deze asielzoekers in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, onder b van de Vreemdelingenwet. Volgens jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is het materiële toepassingsgebied van artikel 29, onder b van de Vreemdelingenwet niet anders dan het materiële toepassingsgebied van artikel 15 van de Richtlijn 2004/83/EG (Definitierichtlijn).


X Noot
1

Volkskrant.nl, 27 juli 2012.

Naar boven