Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van
Veiligheid en Justitie over de uitlevering van een Nederlandse hacker David S. aan
de Verenigde Staten door Roemenië (ingezonden 19 juni 2012).
Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 1 augustus
2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3028.
Vraag 1
Bent u bekend met de EenVandaag rapportage over de uitlevering van de Nederlander
David S. aan de Verenigde Staten?1
Vraag 2, 3, 4, 6, 7
Waren de Nederlandse autoriteiten bekend met een Amerikaans onderzoek naar de activiteiten
van David S? Zo ja, op welk moment?
Is in het kader van dit onderzoek door Nederland rechtshulp verleend? Zo ja, waar
bestond die uit?
Is er in Nederland gebruik gemaakt van bijzondere opsporingsbevoegdheden, bijvoorbeeld
het gebruik van taps en observatie, zoals bedoeld in de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden
(BOB)? Zo ja, door wie en met wiens toestemming?
Is het waar dat Roemenië op basis van een opsporingsbevel van Interpol David S. heeft
aangehouden? Zo ja, waarom leidde dit opsporingsbevel niet tot zijn arrestatie in
Nederland?
Was bij de Nederlandse justitie bekend dat David S. naar Roemenië zou reizen, bijvoorbeeld
door het gebruik van taps? Indien neen, is u bekend op basis van welke informatie
de Roemeense autoriteiten David S. direct na aankomst in Roemenië konden arresteren?
Antwoord 2, 3, 4, 6 en 7
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat in december 2011 bij het Team High
Tech Crime van het KLPD informatie is binnengekomen van de Amerikaanse autoriteiten
die zag op de betrokkenheid van de betreffende persoon bij meerdere strafbare feiten.
Ook is het KLPD kort voordat betrokkene naar Roemenië zou afreizen door de Amerikaanse
autoriteiten geïnformeerd over deze reis. Het voorgaande heeft in Nederland niet tot
opsporingshandelingen geleid.
Nederland was niet van (het voornemen tot) de aanhouding van betrokkene in Roemenië
op de hoogte. Na deze aanhouding deden de Verenigde Staten een rechtshulpverzoek aan
Nederland. Daarin wordt verzocht om het verrichten van enkele onderzoekshandelingen
in Nederland. Dit verzoek is nog in behandeling. Op de verdere inhoud van dat verzoek
kan ik niet ingaan, omdat daardoor een lopend buitenlands opsporingsonderzoek zou
kunnen worden geschaad.
Mij zijn geen details bekend over de basis waarop de Roemeense autoriteiten betrokkene
hebben aangehouden noch over de verzoeken die daaraan vooraf gingen. Het ontbreekt
mij bovendien aan een grondslag om hier navraag naar te doen, nu ik geen partij ben
in de uitleveringsprocedure tussen twee andere landen. Het enkele feit dat de verdachte
Nederlander is, maakt dat niet anders.
Vraag 5, 8
Op welk moment werd Nederland geïnformeerd dat er een Amerikaans aanhoudingsbevel
was uitgevaardigd tegen David S. en wie kende deze informatie?
Waarom is niet gekozen voor aanhouding in Nederland? Is hierover overleg gevoerd met
de Amerikaanse autoriteiten? Zo ja, op welk niveau, door wie?
Antwoord 5, 8
Nederland is hierover niet geïnformeerd en de Verenigde Staten hebben geen aanhoudingsbevel
aan Nederland gericht. Het uitleveringsverdrag dat tussen Nederland en de Verenigde
Staten geldt (Trb. 2004, nr. 299) bepaalt over verzoeken om voorlopige aanhouding dat deze aan de Minister van Veiligheid
en Justitie moeten worden gericht. Deze heeft een dergelijk verzoek evenwel niet ontvangen
en heeft hierover evenmin overleg gevoerd met de Verenigde Staten. Aangezien de Minister
van Veiligheid en Justitie hierover geen contact heeft gehad met de Amerikaanse autoriteiten,
kan ik niet zeggen waarom men heeft gekozen voor aanhouding buiten Nederland.
Vraag 9
Is David S. via Nederland naar de Verenigde Staten gevlogen? Indien ja, wanneer? Indien
neen, waarom niet?
Antwoord 9
Indien de Verenigde Staten betrokkene via Nederland hadden willen laten reizen, dan
was daartoe een formeel verzoek om doortocht noodzakelijk geweest. Een dergelijk verzoek
is niet gedaan.
X Noot
1EenVandaag, 16 juni 2012, Nederland 1.