Van het lid Van der Steur (VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de gevolgen van een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over de waardering van getuigenbewijs (ingezonden 17 juli 2012).

Mededeling van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 augustus 2012).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Vidgen/Nederland?1

Vraag 2

Hoe interpreteert u deze uitspraak en wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de Nederlandse rechtspraktijk?

Vraag 3

Hoe verhoudt zich deze uitspraak met het Nederlandse beginsel «Unus testis, nullus testis», zoals vastgelegd in art. 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering?

Vraag 4

Voorziet u dat deze uitspraak wijziging kan brengen in nog lopende rechtszaken of in de regeling voor kroongetuigen?

Vraag 5

Wat gaat u doen om te voorkomen dat rechtszaken in de toekomst door deze uitspraak worden beïnvloed, zodat daders mogelijk niet (meer) kunnen worden veroordeeld?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van der Steur (VVD) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de gevolgen van een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over de waardering van getuigenbewijs (ingezonden 17 juli) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

De Telegraaf en de Volkskrant, 16 juli 2012.

Naar boven