Vragen van de leden Timmermans en Hilkens (beiden PvdA) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Buitenlandse Zaken over steenkolenmijnen op de UNESCO-werelderfgoedlijst (ingezonden 2 juli 2012).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 14 augustus 2012).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de beslissing van de UNESCO1 om drie voormalige steenkolenmijnen in Wallonië op de werelderfgoedlijst te plaatsen?

Antwoord 1

Ja, het Werelderfgoedcomité van UNESCO heeft zondag 1 juli hierover een besluit genomen.

Vraag 2

Deelt u de mening dat behoud van industrieel erfgoed, zoals dat van het mijnverleden in de voormalige mijnstreek in Limburg niet alleen in regionaal en provinciaal, maar ook in nationaal en internationaal belang is?

Antwoord 2

Ja, de opkomst, uitbouw en neergang van de mijnbouw in Limburg en in de omliggende streken in Frankrijk, België en Duitsland zijn onderdeel van een belangrijke periode in de sociale en economische geschiedenis van West-Europa.

Vraag 3

Bent u bereid op korte termijn met de provincie Limburg en met de gemeenten in de voormalige (Oostelijke en Westelijke) mijnstreek in overleg te treden om te bezien welke inmiddels zeer schaarse delen van het industriële erfgoed uit de rijke Limburgse mijngeschiedenis voor opneming op de UNESCO-werelderfgoedlijst in aanmerking zouden komen?

Antwoord 3

In voorjaar 2010 stelden mijn ambtsvoorganger en toenmalig minister van LNV de onafhankelijke commissie Herziening voorlopige lijst Werelderfgoed Koninkrijk der Nederlanden in. Taak van deze commissie was te adviseren over de vraag welke erfgoederen Nederland de komende vijftien jaar kan nomineren voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Ten behoeve van dit advies heeft de commissie grondig onderzocht welke Nederlandse erfgoederen een zodanige uitzonderlijke waarde hebben dat ze van belang zijn voor de gehele wereldgemeenschap. De uitzonderlijke universele waarde van het erfgoed en de mate van authenticiteit en gaafheid zijn belangrijke criteria om in aanmerking te komen voor een nominatie voor de Werelderfgoedlijst. In haar advies «Uitzonderlijke en universeel» stelt de commissie voor elf erfgoederen te nomineren voor de Werelderfgoedlijst. Erfgoed uit de Limburgse mijnstreek maakt hier geen onderdeel van uit.

Het advies van de onafhankelijke commissie hebben staatssecretaris Bleker van EL&I en ik in april 2011 overgenomen. Ik zie daarom geen aanleiding nu in gesprek te gaan met overheden in Limburg over een werelderfgoednominatie van delen van de mijnstreek.

Vraag 4

Deelt u de mening dat naast overgebleven gebouwen en schachten van zowel staatsmijnen als particuliere mijnen, ook gedacht moet worden aan erfgoed zoals de mijnkoloniën, waarvan sommige inmiddels ook de status van beschermd stadsgezicht hebben?

Antwoord 4

Zie mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Indien het overleg daartoe aanknopingspunten biedt, bent u dan bereid bij de UNESCO opneming op de werelderfgoedlijst van dit unieke Nederlands industriële erfgoed te bepleiten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Zie mijn antwoord op vraag 3.


X Noot
1

UNESCO: United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization.

Naar boven