Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat het deskundigenregister niet onafhankelijk is (ingezonden 10 juli 2012).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 25 juli 2012).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht dat het Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) zwaar onder vuur ligt?

Antwoord

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 3 juli bij de beantwoording van mondelinge vragen van het lid Van Toorenburg reeds op dit bericht gereageerd. Het NRGD is een ZBO. Het college gerechtelijk deskundigen dat aan het hoofd van het NRGD staat heeft een onafhankelijke status, en hetzelfde geldt voor de toetsingsadviescommissie. Belanghebbenden die het oneens zijn met bepaalde procedures kunnen in bezwaar bij de bestuursrechter en in beroep bij de rechter. Het NRGD wijst 18% van de aanvragen af. Er is tot op heden slechts één beroepsprocedure geweest. Daarbij zijn de bezwaren van de klager over de gronden voor de afwijzing van registratie door de rechtbank Den Haag ongegrond verklaard. Alle drie in de pers vermelde personen hebben geen bezwaar en/of beroep aangetekend.

Vraag 2

Aan welke normen moeten forensische experts precies voldoen voordat zij toegelaten worden tot het NRGD? Kunt u per NRGD-eis aangeven in hoeverre deze in lijn is met de internationale normen?

Antwoord

Alle deskundigen in het register worden getoetst aan de hand van objectieve criteria voor kwaliteit, betrouwbaarheid en bekwaamheid. Er zijn criteria die per forensisch onderzoeksgebied gelden, zoals opgesteld door de normstellingsadviescommissies, en algemene criteria, zoals beschreven in het Besluit register deskundige in strafzaken. Algemene criteria zijn dat een deskundige:

  • beschikt over voldoende kennis en ervaring binnen zijn of haar deskundigheidsgebied;

  • de opdrachtgever duidelijk kan maken of de vraagstelling voldoende helder is om deze vanuit zijn of haar deskundigheidsgebied te beantwoorden;

  • in staat is om een goed en gedegen onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren;

  • in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context toe te passen;

  • in staat is om zowel schriftelijk als mondeling controleerbaar en in begrijpelijke bewoordingen over de opdracht te rapporteren;

  • in staat is de opdracht af te ronden binnen de daarvoor gestelde termijn;

  • in staat is om werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten;

  • alle bewijsstukken heeft aangeleverd die relevant zijn voor de inschrijving.

Er bestonden voor het merendeel van de deskundigheidsgebieden nog geen, aan de forensische deskundige te stellen, (internationale) competentie-eisen. Daarom benoemt het NRGD per deskundigheidsgebied een onafhankelijke normstellingsadviescommissie bestaande uit deskundigen, afkomstig uit Nederland en het buitenland, en gebruikers. Het conceptadvies van de commissie wordt voor consultatie in het Nederlands en Engels op de website van het NRGD gepubliceerd. Bij de relevante gebieden zijn zowel de wetenschap (universiteiten) als de deskundigen in de strafrechtspraktijk betrokken. Het College gerechtelijk deskundigen besluit, na ook kennis genomen te hebben van de resultaten van de consultatie, op het definitieve advies van bedoelde commissie. Iedere vier jaar worden de NRGD-eisen op een zelfde wijze geëvalueerd en worden deze, indien vereist, bijgesteld.

Vraag 3

Zijn deze normen in de afgelopen jaren anders geweest en dus aangepast? Zo ja, waarom en om welke eis ging het? Klopt het dat het register de wetenschap uitsluit?

Antwoord

Nee, de competentie-eisen die het NRGD heeft vastgesteld zijn sinds de oprichting in 2010 niet aangepast. Zoals in antwoord op vraag 2 vermeld vindt eens in de vier jaar een evaluatie plaats. De wetenschap is telkens expliciet betrokken bij het opstellen van de normen.

Vraag 4

Wat is uw reactie op de conclusie van dna-deskundige R. Eikelenboom dat de eisen laag worden gehouden, zodat ook dna-deskundigen van het NFI kunnen worden toegelaten?

Antwoord

De heer Eikelenboom is lid geweest van de normstellingsadviescommissie DNA die over de aan DNA-deskundigen te stellen normen heeft geadviseerd. Op grond van bedoeld advies heeft het College, naar de stand van zaken van 2010, de normen vastgesteld voor iedere te registreren DNA-deskundige, onafhankelijk waar de deskundige werkzaam is. Daarbij is (vanzelfsprekend) geen rekening gehouden met veronderstelde belangen van betrokken instituten.

De normen zijn overigens nu nog vooral gericht op de vraag in hoeverre een DNA-deskundige de vraag op source level (van wie is het DNA afkomstig?) moet (kunnen) beantwoorden. Maar daarnaast is voor veel onderzoeken van groot belang de vraag op activity level (hoe is het DNA er terecht gekomen?). Deze kwestie en de normen daarbij zullen worden meegenomen in het herzieningsproces van de eisen voor 2014. Er worden dus geen eisen laag gehouden, maar zij moeten nog worden aangevuld.

Vraag 5

Hoeveel van de bij het NRGD aangesloten forensische deskundigen zijn gelieerd aan instanties als het NIFP of NFI? Hoeveel forensische experts zijn compleet onafhankelijk, dus niet gelieerd aan een instantie?

Antwoord

Omdat de uitrol van het NRGD en de registratie van deskundigen nog niet voltooid is, is een exact aantal moeilijk te geven. In de nabije toekomst zullen de NIFP-medewerkers die zelf optreden als gerechtelijk deskundige en/of betrokken zijn bij de kwaliteitsborging, geregistreerd moeten zijn bij het NRGD. Naar schatting betreft dat 75 deskundigen. Van het NFI gaat het om enkele deskundigen.

Het NRGD heeft aanvragen ontvangen afkomstig van verschillende – ook buitenlandse – instituten. Elke deskundige moet conform de Wet deskundige in strafzaken en het Besluit register deskundige in strafzaken op onafhankelijke wijze tot een oordeel komen. Daarnaast onderschrijft elke geregistreerde deskundige de NRGD-gedragscode. De suggestie dat deskundigen die gelieerd zijn aan een instituut niet onafhankelijk zouden adviseren onderschrijf ik niet.

Vraag 6

Wat is uw reactie op de uitspraken van hoogleraar forensische psychologie, C. de Ruiter, dat het NIFP brieven heeft gestuurd naar een rechter over het ontbreken van haar klinische ervaring?

Antwoord

Ik heb kennis genomen van de uitspraken van mevrouw De Ruiter. Het NIFP heeft mij echter meegedeeld dat er geen brieven zijn verstuurd aan de rechterlijke macht of welke andere instantie dan ook betreffende de klinische ervaring van mevrouw De Ruiter.

Vraag 7

Deelt u de mening dat een rechter zelf kan beoordelen welke forensisch expert voor welke vraagstukken ingezet moet en kan worden? Deelt u de mening dat het NRGD hier geen enkele meerwaarde heeft? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De rechter is niet verplicht gebruik te maken van het NRGD. Het NRGD is bedoeld als een ondersteuning om een goede keuze te maken en daarin ligt zijn meerwaarde. Het NRGD stelt van ieder te normeren deskundigheidsgebied een zogenaamde omlijning vast. Deze geeft de inhoud aan van de desbetreffende deskundigheid en tevens waar de grenzen van de deskundigheid van de door het NRGD getoetste deskundigen liggen.

Vraag 8

Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar bovengenoemde misstanden? Zo niet, waarom niet? Bent u bereid om te onderzoeken of het NRGD na de start van toegevoegde waarde is gebleken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zoals mag blijken uit de antwoorden op de voorgaande vragen is er naar mijn mening geen sprake van misstanden. Aan het eind van de periode 2011 – 2015 vindt volgens planning een evaluatie van het register en het instituut NRGD plaats. In de evaluatie zal de vraag naar het effect van register op de kwaliteit van de inbreng van deskundigen in strafzaken worden meegenomen.

Naar boven