Vragen van de leden Gesthuizen en Karabulut (beiden SP) aan de ministers voor Immigratie en Asiel en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat een Turkse moslimextremist asiel heeft aangevraagd in Nederland (ingezonden 24 augustus 2011).

Antwoord van minister Leers (Immigratie en Asiel), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 14 oktober 2011).

Vraag 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7

Wat is uw reactie op de berichtgeving over de asielaanvraag van Abdulvahap E., een verondersteld kopstuk van de Turkse Hezbollah, in Nederland?1

Is het waar dat de laatste jaren meer Hezbollah-activisten zich in Nederland hebben gevestigd? Zo ja, aan hoeveel van hen is asiel in Nederland verleend? Op welke grond is dit gebeurd en wanneer? Indien dit niet bekend is, bent u bereid hier onderzoek naar te verrichten?

In hoeverre zijn strafbare feiten gepleegd door leden van deze groep in Turkije onderzocht? Welke rol heeft dit gespeeld in de asielprocedures? Welke mogelijkheden zijn er om hier alsnog onderzoek naar te verrichten?

Hoe lang zal het onderzoek duren naar de betrokkenheid van Abdulvahap E. bij ernstige misdrijven begaan in Turkije? Op welke wijze vindt dit onderzoek plaats?

Deelt u de mening dat, indien komt vast te staan dat deze man in een eerlijk strafproces is veroordeeld voor moord en martelingen, aan hem geen verblijf in Nederland moet worden toegestaan maar hij zijn straf uit moet zitten in Turkije? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?

Ligt er reeds een uitleveringsverzoek voor Abdulvahap E.?

Is het u bekend of de Turkse Hezbollah ook actief is in Nederland? Zo nee, gaat u dit onderzoeken?

Antwoord 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7

Uw Kamer heeft vragen gesteld over een asielaanvraag die in Nederland is ingediend door een vermeende Turkse moslimextremist, gelieerd aan de Turkse Hezbollah. Met dit schrijven beantwoord ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, uw vragen voor zover dat hangende het onderzoek en binnen de beantwoordingstermijn voor Kamervragen, mogelijk is. Ik hecht eraan te benadrukken dat wij scherp letten op aanwijzingen dat een vreemdeling betrokken is geweest bij terroristische activiteiten opdat hem in voorkomende gevallen een verblijfsvergunning wordt onthouden. Daarbij beklemtoon ik ten zeerste dat Nederland geen vrijhaven is en wil zijn voor terroristen.

Hoewel iedereen het recht heeft om buiten zijn land van herkomst bescherming te vragen, biedt (inter)nationale wet- en regelgeving de mogelijkheid om aan diegenen die zich daadwerkelijk (mede)schuldig hebben gemaakt aan terroristische activiteiten, verblijf te ontzeggen. In dit verband verwijs ik u naar de beantwoording van vragen van uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel, nr. 999) waarin is toegelicht op welke wijze een asielstatus wordt onthouden aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of personen op wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is.

Binnen het beslisproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is altijd nadrukkelijk aandacht voor de toepasselijkheid van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag en andere aspecten die raken aan de openbare orde of nationale veiligheid. De IND beschikt over twee gespecialiseerde units die belast zijn met de behandeling van zaken waarin het vermoeden bestaat dat sprake is van gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag en met zaken waarin de nationale veiligheid mogelijk in het geding is.

Als er aanwijzingen zijn dat de vreemdeling mogelijk (mede)verantwoordelijk is voor gedragingen als bedoeld in artikel 1F vindt een zogenoemde eerste beoordeling plaats, waarbij onderzocht wordt met welke gedragingen de vreemdeling in verband kan worden gebracht. Daarna volgt een uitgebreid gehoor door een gespecialiseerde medewerker. Het relaas van de vreemdeling wordt beoordeeld tegen de achtergrond van gedetailleerde landeninformatie. Zo nodig en indien daartoe de mogelijkheid bestaat, vindt ook onderzoek plaats door het ministerie van Buitenlandse Zaken naar de gedragingen van de vreemdeling in het land van herkomst.

Uw vraag hoeveel Hezbollah-activisten in de afgelopen jaren in Nederland om asiel hebben gevraagd kan ik op dit moment niet concreet beantwoorden. Hoewel deze informatie wel beschikbaar is in de betreffende individuele dossiers, wordt dit niet in de IND systemen geregistreerd op een wijze die het mogelijk maakt hierover op geautomatiseerde wijze te rapporteren. Het genereren van het gevraagde cijfer zou daarom een onevenredig tijdrovend handmatig dossieronderzoek vergen. Hierbij merk ik met nadruk op dat het plegen en/of ondersteunen van terroristische activiteiten in beginsel moet worden opgevat als een ernstig niet-politiek misdrijf in de zin van artikel 1F onder b. Deelnemers aan en ondersteuners van terrorisme worden op deze grond uitgesloten van het Vluchtelingenverdrag. Hoewel sommige personen op wie artikel 1F van toepassing is niet kunnen worden uitgezet naar het land van herkomst vanwege een artikel 3 EVRM-beletsel, rust op alle personen op wie artikel 1F van toepassing is en wiens aanvraag is afgewezen de rechtsplicht om Nederland te verlaten.

Voorts kan ik u melden dat vooralsnog door Turkije, in de in uw vragen genoemde afzonderlijke zaak, geen verzoek om uitlevering is ingediend.


X Noot
1

de Volkskrant, «Turkse moslimextremist vraagt asiel in Nederland», 24 augustus 2011.

Naar boven