Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de verkoop van goederen via een webwinkel gevestigd op een perceel met de bestemming «bedrijfslocatie» (ingezonden 8 juni 2012).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 5 juli 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch over de verkoop van goederen via een webwinkel gevestigd op een perceel met de bestemming «bedrijfslocatie»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State over de verkoop en uitstalling van fietsen op een perceel met de bestemming «bebouwing voor agrarische doeleinden»?2

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Bent u op de hoogte van het feit dat de online consumentenbestedingen in 2011 zijn gestegen tot € 9 miljard3, ten opzichte van € 8,2 miljard in 20104 en € 6,4 miljard in 20095? Hoe beoordeelt u de waarde van webwinkels en online winkelen voor de Nederlandse economie, in deze tijden van laag consumentenvertrouwen en financiële neergang?

Antwoord 3

Ik heb kennis van berichten over de toegenomen verkoop via webwinkels.

Gezien het feit dat consumenten in 2011 voor € 9 miljard online aankopen deden, terwijl de totale detailhandel voor € 106 miljard aan omzet behaalde, is het belang van webwinkels nog beperkt te noemen (bron: CBS). De afgelopen jaren groeide de omzet van webwinkels daarentegen beduidend sneller dan de omzet van de detailhandel. Zo groeide de omzet van de totale detailhandel in 2011 met 1%, terwijl online consumentenbestedingen met 10% toenamen.

Vraag 4, 5, 6, 7, 8, 9

Deelt u de mening dat webwinkels en traditionele winkeldetailhandel doorgaans een duidelijk verschillend karakter en een verschillende ruimtelijke impact hebben, zeker als het gaat om webwinkels die niet of nauwelijks ruimtelijke uitstraling hebben? Zo ja, vindt u dat met deze online detaillisten anders zouden moeten worden omgegaan dan met de fysieke detailhandelaren?

Deelt u de mening dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen6 en de daarin vastgelegde definitie van «detailhandel» onvoldoende rekening houden met het onderscheidende karakter van webwinkels?

Wat vindt u ervan dat bestemmingsplannen die een verouderde definitie van detailhandel hanteren gemeenten in staat stellen om webwinkels uit woonwijken, bedrijventerreinen en buitengebieden te weren, zoals blijkt uit bovenstaande gerechtelijke uitspraak?

Wat vindt u ervan dat de huidige situatie onzekerheid veroorzaakt bij zowel online- als fysieke ondernemers en dat dit leidt tot economische schade voor ondernemers en voor Nederland?7

Bent u van mening dat deze onzekerheden en onnodige belemmeringen voor webwinkels moeten worden weggenomen en dat de betreffende regelgeving moet worden toegerust op de realiteit van het internettijdperk? En dat, als we dat niet doen, Nederland onnodig economische groeikansen mist?

Bent u van mening dat er in het bestuursrecht en in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen een duidelijk onderscheid moet komen tussen klassieke detailhandel en online detailhandel of een combinatie daarvan? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?

Antwoord 4, 5, 6, 7, 8, 9

Aan de orde is de vraag op welke locaties webwinkels zich wel of niet mogen vestigen en of de ruimtelijke regelgeving wel of niet up-to-date is.

Van rijkswege is er ten aanzien van vestiging van webwinkels geen specifieke regelgeving. Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.2., tweede lid) zegt alleen: «Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel en horeca».

Het Besluit ruimtelijke ordening doet geen uitspraken of webwinkels nu wel of niet tot detailhandel gerekend moeten worden. Ik zie echter geen noodzaak daarover nieuwe wetgeving voor speciaal één categorie winkels in het leven te roepen.

Invulling van een bestemmingsplan met de daarbij behorende locaties en regelgeving voor webwinkels is dus een zaak van gemeenten, want alleen zij zijn in staat lokaal maatwerk te leveren. De ruimtelijke wetgeving geeft de gemeenten speelruimte om bestemmingsplannen up-to-date te houden met de nieuwste economische en technische ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld webwinkels. En in het geval van detailhandel en horeca zijn alleen gemeenten goed in staat om te bepalen of een bepaalde soort detailhandel of horeca zich al dan niet verdraagt met een goede ruimtelijke ordening. Grensstellend is alleen dat de desbetreffende bepalingen niet gericht mogen zijn op het beperken van concurrentie, want dan ontstaat er strijdigheid met Europese regelgeving.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingen is de digitale vertaling van de bestemmingsplannen en heeft dus een volgend karakter. Als bestemmingsplannen nieuwe categorieën activiteiten gaan bevatten, zal ook de standaard een wijziging moeten ondergaan.

Gelet op het bovenstaande is het locatiebeleid voor webwinkels geen zaak die tot het takenpakket van de rijksoverheid behoort. Het desbetreffende locatiebeleid berust bij de provincies en gemeenten. Ik zie dan ook geen aanleiding om van rijkswege hier nadere stappen te ondernemen.

Naar boven