Vragen van het lid Hazekamp (PvdD) aan de staatssecretaris van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie over beschietingen van roofvogelnesten (ingezonden 24 april
2012).
Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen
25 juni 2012).
Vraag 1
Kent u het bericht «nesten van buizerds beschoten»?1
Vraag 2, 3 en 4
Hoe vaak is in de afgelopen 5 jaar proces verbaal opgemaakt voor het vernielen van
roofvogelnesten? Zo ja, in welk deel van de gevallen was er sprake van het doorzeven
van roofvogelnesten met hagel of kogels uit jachtgeweren? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven in hoeveel procent van de gevallen waarin sprake was van het vernielen
en/of doorzeven van roofvogelnesten de daders gepakt zijn in deze periode? Zo ja,
wat zegt dat over de kwaliteit en mogelijkheden van het toezicht in de natuur? Zo
nee, waarom niet?
Kunt u specificeren in hoeveel procent van de gevallen waarbij de daders van dergelijk
wangedrag zijn getraceerd, de daders beschikten over een wapenvergunning en jachtakte?
Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3 en 4
De overheid beschikt niet over databases waarmee tot op het niveau van modus operandi
en/of bedreigde soorten onderscheid gemaakt kan worden bij overtredingen van de Flora-
en faunawet.
Roofvogelvervolging is een zaak die aandacht verdient. Ik moet hierbij echter opmerken
dat daders van roofvogelvervolging veelal bijzonder moeilijk te traceren zijn.
De handelingen die onder de noemer roofvogelvervolging vallen, zoals het verstoren
en kapotmaken van nesten, het doodschieten van roofvogels, het wegvangen in kraaienvangkooien
en het vergiftigen door middel van uitleggen van vergiftigd aas, laten over het algemeen
namelijk weinig sporen na. Strafbare feiten worden vooral gepleegd in het landelijk
gebied, waar daders zich goed kunnen verbergen en opsporingsambtenaren snel opvallen.
Dat leidt ertoe dat slechts in een relatief klein aantal gevallen tot het aanhouden
van verdachten kan worden overgegaan. Niettemin zijn er bij concrete aanwijzingen
wel degelijk recherchemogelijkheden om de vermoedelijke daders op te sporen.
Vraag 5 en 6
Bent u bereid het veldtoezicht te verscherpen rond roofvogelnesten en ook organisaties
als Werkgroep Roofvogels Nederland subsidie te verlenen om hun vrijwilligerswerk ter
bescherming van de roofvogels mogelijk te maken en uit te breiden?2 Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het verstoren en vernielen van roofvogelnesten streng bestraft
zou moeten worden en dat veroordeling voor deze feiten ten minste tot het permanent
intrekken van de jachtakte voor de veroordeelde zou moeten leiden? Zo ja, op welke
termijn en wijze wilt u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 6
Ik meen dat het verstoren en vernietigen van roofvogelnesten streng bestraft moet
worden.
Middels de Wet op de economische delicten kan voor het onrechtmatig versturen of vernietigen
van nesten van beschermde vogelsoorten een geldboete opgelegd worden. Met betrekking
tot de pakkans blijkt uit het antwoord op vraag 2, 3 en 4 dat de aard van het delict
de opsporing van roofvogelvervolging vaak moeilijk maakt. Ingezet zal worden op het
voorkomen van roofvogelvervolging door aanvullend beleid dat bestaat uit gerichte
voorlichting naar mogelijke doelgroepen. Deze voorlichting heeft vooral ten doel de
sociale controle binnen en rond (mogelijke) dadergroepen te versterken. Ten einde
te komen tot een effectievere aanpak van het probleem van roofvogelvervolging heeft
het OM enige jaren geleden, in samenwerking met de politie, de voormalige AID en het
toenmalig ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een «Interventiestrategie
Roofvogelvervolging» opgesteld. Hierin is een integraal pakket aan maatregelen opgenomen,
waarin naast strafrechtelijk optreden een belangrijke rol is weggelegd voor bestuursrechtelijke
handhaving, communicatie en voorlichting.
De Werkgroep Roofvogels Nederland ontvangt geen subsidie van het ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie. Zoals uit het bovenstaande blijkt is opsporing uitermate
moeilijk. Subsidiëren van meer veldtoezicht zal naar verwachting niet meer resultaat
opleveren.