Vragen van het lid Paulus Jansen (SP) aan de staatssecretarissen van Infrastructuur en Milieu en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een lijst van 200 gebouwen waarin op grote schaal spuitasbest is verwerkt (ingezonden 24 april 2012).

Antwoord van staatssecretaris Atsma (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 15 juni 2012).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen1 over spuitasbest en een lijst van 200 meest risicovolle gebouwen die behandeld zijn met spuitasbest, waarbij u de grote risico’s van spuitasbest onderstreept2 heeft, maar waarbij u tevens verklaarde dat u en «niemand van ons» deze lijst kende?

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Herinnert u zich de «Rapportage inventariserend onderzoek spuitasbest»3 van de Arbeidsinspectie (1997)4, waaruit bleek dat in 100 van de 198 onderzochte gebouwen de spuitasbest nog aanwezig was, bij 39 door de Arbeidsinspectie beoordeelde situaties twintig keer de spuitasbest beschadigd was en in 28 gevallen de spuitasbest niet dan wel slechts gedeeltelijk was afgeschermd?

Antwoord 2

Ja. Genoemd rapport is naar aanleiding van uw vraag onder mijn aandacht gebracht.

Vraag 3

Zijn de volgende voornemens5 uit het rapport van de Arbeidsinspectie uitgevoerd? Zo ja, wat zijn de resultaten van deze acties?

Benaderen van de gebouweigenaren van gebouwen met goed afgeschermde spuitasbest ivm het treffen van aanvullende maatregelen om te voorkomen dat werkzaamheden in de buurt van afscheidingen plaats vinden of de afscherming kan worden aangeraakt of beschadigd;

Het opsporen van andere gebouwen (dan de 198 reeds bekende) waarin spuitasbest is toegepast;

Het volgen en tenminste eenmaal per twee jaar inspecteren van alle locaties waar spuitasbest aanwezig is.

Indien de voornemens niet, of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd: kan gemotiveerd worden waarom (gedeeltelijk) is afgeweken van de voorgenomen acties?

Antwoord 3

Het betreffende rapport dateert van 15 jaar geleden. De voornemens uit het rapport zijn opgenomen in de inspectieactiviteiten van de Arbeidsinspectie vanaf 1998. De betreffende acties zijn in de loop van 2001 afgerond. Uit de beschikbare verslagen van de Arbeidsinspectie blijkt dat gebouweigenaren zich bewust waren van mogelijk gevaarlijke situaties en maatregelen genomen hebben. Vanaf 2002 ligt de nadruk bij de Arbeidsinspectie voor asbest op inspectieprojecten gericht op saneringslocaties.

Vraag 4

In hoeveel van genoemde gebouwen is anno 2012 nog steeds spuitasbest aanwezig? Is het waar dat een aantal van deze gebouwen een grootschalige publieksfunctie heeft? Kan een lijst van deze gebouwen aan de Kamer worden overlegd?

Antwoord 4

Zie ook het antwoord op vraag 3.

Inmiddels is het asbestbeleid er op gericht dat gebouweigenaren volledig zelf de verantwoordelijkheid nemen voor de aanwezigheid van asbest in hun gebouwen. Alle gebouwen van vóór 1994 moeten als asbestverdacht beschouwd worden. Er is niet overgegaan tot (al dan niet verplichte) inventarisatie van asbest in gebouwen in niet-sloopsituaties zodat de gevraagde lijst niet kan worden overgelegd van gebouwen met een grootschalige publieksfunctie waarin asbest aanwezig. Wel is op de website Atlasleefomgeving (https://www.atlasleefomgeving.nl/) te zien welke schoolgebouwen asbestverdacht zijn.


X Noot
1

Algemeen overleg van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 7 april 2011, Kamerstuk 25 834, nr. 66.

X Noot
2

«Ik ben het zeker met de heer Jansen eens dat spuitasbest een groot risico vormt. Dat wordt door iedereen bevestigd, ook door de Gezondheidsraad. Ook hierbij geldt dat elke eigenaar, bouwer en gebruiker van een bouwwerk een wettelijke verantwoordelijkheid heeft voor de wijze waarop het desbetreffende bouwwerk moet worden beoordeeld op de veiligheid en de gevolgen daarvan voor de leefomgeving.» (25 834, nr. 66, p. 25).

X Noot
3

Rapportage onderhands meegestuurd.

X Noot
4

Het onderzoek uit 1997 van de Arbeidsinspectie was een vervolg op het rapport «Spuitasbest in gebouwen, een oriënterend onderzoek naar het voorkomen van asbest in de binnenlucht van gebouwen waarin gespoten asbest is verwerkt», J.Tempelman, Ing.J.den Boeft, F.van Gils, TNO rapport F-2150, mei 1985; de lijst met gebouwen uit dit onderzoek is onderhands meegestuurd met de schriftelijke vragen.

X Noot
5

Zie hoofdstuk 7 «Follow-up» uit het genoemde rapport van de Arbeidsinspectie.

Naar boven