Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel over het feit dat de arbeidsparticipatie van «pardonners» zwaar tegenvalt (ingezonden 19 april 2012).

Antwoord van minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) (ontvangen 6 juni 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2594.

Vraag 1

Hoe beoordeelt u het dat gebleken is dat de arbeidsparticipatie van pardonners slechts 40% bedraagt?1

Antwoord 1

Zie antwoord 2

Vraag 2

Erkent u dat het vorige kabinet met het uitgangspunt van een arbeidsparticipatie van 60% de plank volledig heeft misgeslagen en een te rooskleurig beeld heeft geschetst van de (te verwachten) gevolgen van de pardonregeling?

Antwoord 2

De mate van arbeidsparticipatie van pardonners is achtergebleven bij de verwachtingen uitgesproken in 2008. Pardonners blijken net als vluchtelingen en andere migranten van de 1e generatie, moeilijker aan werk te komen dan autochtone Nederlanders.

Het is van belang dat pardonners hun positie weten te verbeteren. Zij zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. Een deel van deze groep heeft ondersteuning nodig. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gemeenten. Ook de werkgevers kunnen een belangrijke rol spelen. Zo zijn in de zorg en in de techniek in de komende jaren veel mensen nodig.

Vraag 3

Wat betekent het gegeven van genoemde lage arbeidsparticipatie voor de totale kosten van uitkeringen en andere sociale voorzieningen als huurtoeslag voor de groep pardonners? Hoe verhoudt dit kostenoverzicht zich tot eerder verstrekte overzichten?

Antwoord 3

Een lagere arbeidsparticipatie van de groep pardonners betekent logischerwijs hogere kosten van uitkeringen en andere sociale voorzieningen voor deze groep. Overigens geldt dat het gebruik van de conjunctuurafhankelijke uitkeringsregelingen vanwege de economische crisis over de gehele linie hoger is dan op het moment dat deze raming is opgesteld. Een kostenoverzicht voor de specifieke groep pardonners is echter niet beschikbaar.

Vraag 4

Deelt u de mening dat er nooit meer een pardonregeling mag komen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de brief die ik op 17 april jl. aan uw Kamer heb gestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 018, nr. 58).


X Noot
1

WODC- rapport «Pardon? Evaluatie van de regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet».

Naar boven