Vragen van de leden Van Klaveren en Fritsma (beiden PVV) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie en Asiel over de mogelijkheid werkloze Turken te weren op basis van een EU-richtlijn uit 2004 (ingezonden 23 augustus 2011).

Antwoord van minister Leers (Immigratie en Asiel), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 11 oktober 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met de artikelen «Vaals wil EU-burgers zonder inkomen weren»1 en «Turken niet verplicht tot inburgeren»?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de visie dat het oordeel van de Centrale Raad van Beroep dat Turken niet verplicht kunnen worden in te burgeren, dramatisch is voor de integratie van Turken in Nederland? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2

Het belang van inburgering voor integratie en participatie is onbetwist, ook bij de voorlieden en zegsmensen uit de Turkse gemeenschap. Beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de samenleving zijn immers wezenlijke voorwaarden om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving. De minister van BZK beziet dan ook, in samenspraak met onder andere Turkse organisaties, op welke wijze de inburgering van Turkse onderdanen die naar Nederland komen en reeds in Nederland zijn, kan worden geborgd. Tevens wordt bezien of en op welke wijze het concept van de leeftijdsonafhankelijke leerplicht kan worden ingevoerd.

Vraag 3, 4

In hoeverre leidt het oordeel van de Centrale Raad van Beroep waarin er gewezen wordt op artikel 59 van het aanvullend protocol van het Associatieverdrag tussen Turkije en de EU ertoe dat de EU-richtlijn uit 2004 op basis waarvan de gemeente Vaals per 1 september a.s. EU-burgers zonder werk of vermogen wil weren, ook van toepassing is op Turken?

Deelt u de visie dat, indien de betreffende richtlijn ook op Turken van toepassing is, alle gemeenten moeten worden geïnformeerd over de mogelijkheid om Turken die geen vermogen of werk hebben waarmee ze in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien, kunnen worden geweerd om zo een nog groter inburgeringsdrama te voorkomen?

Antwoord 3, 4

Artikel 59 van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst bepaalt (kort gezegd) dat Turkse onderdanen die vallen onder de werkingssfeer van het Aanvullend Protocol niet gunstiger mogen worden behandeld dan EU-burgers. De EU-richtlijn waarnaar de vraagstellers verwijzen regelt het vrije verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden. Deze rechtsinstrumenten zijn in die zin onvergelijkbaar, dat Turken geen EU-burgers zijn en dus geen rechten kunnen ontlenen aan de EU-richtlijn. Aangezien zij deze rechten niet hebben, zijn ook de beperkingen van deze rechten niet op hen van toepassing. Overigens is het wel zo dat Turken als niet-EU-burgers moeten voldoen aan de voorwaarden van toelating en verblijf zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet en aanverwante wetgeving. Dit betekent ondermeer dat zij moeten aantonen met welk doel ze in Nederland willen verblijven, hiervoor over de benodigde middelen moeten beschikken en aan de andere voorwaarden, verbonden aan dat verblijfsdoel, moeten voldoen. Van een situatie dat Turkse onderdanen gunstiger worden behandeld dan EU-burgers is dan ook geen sprake.


X Noot
1

Nu.nl, 27 juli 2011.

X Noot
2

NRC Handelsblad, 16 augustus 2011.

Naar boven