Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie, Integratie en Asiel over de toegenomen woonsegregatie in Amsterdam (ingezonden 5 april 2012).

Antwoord van minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) (ontvangen 29 mei 2012).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het rapport van bureau O&S, waaruit blijkt dat de woonsegregatie in Amsterdam de afgelopen jaren is gegroeid?1

Antwoord 1

In het rapport Woonwensen van (allochtone) jongeren waarop in het artikel in Het Parool van 4 april jl. op wordt gedoeld gaat het niet om feitelijk toegenomen segregatie maar om woonwensen. De conclusie dat segregatie doorzet is derhalve op basis van het genoemde onderzoek niet te trekken.

In het onderzoek wordt vastgesteld dat jongeren het liefst in een gemengde buurt wonen met zowel allochtone als autochtone bewoners. Binnen dit wensbeeld zijn wel gradaties zichtbaar: autochtone jongeren hebben bijvoorbeeld wat meer voorkeur voor een wijk waar meer autochtonen dan allochtonen wonen terwijl Marokkaanse jongeren wat vaker een voorkeur hebben voor een wijk waar meer allochtonen dan autochtonen wonen. De onderzoekers concluderen dat «deze voorkeuren ertoe kunnen leiden dat autochtonen en Marokkanen, nog meer dan nu het geval is, elkaars buurten mijden». Echter, voorkeuren worden lang niet altijd gerealiseerd, zodat het nog maar de vraag is of het genoemde effect zal optreden.

Vraag 2 en 3

Deelt u de mening dat de groeiende woonsegregatie in Amsterdam een slechte ontwikkeling is voor het samen wonen en samen leven? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen om de segregatie te bestrijden en integratie te bevorderen? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid om in gesprek te gaan met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam om een plan van aanpak op te stellen om de segregatie tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 en 3

In tegenstelling tot de teneur van het artikel in Het Parool constateer ik op basis van het rapport van O&S niet dat er spraken is van toenemende segregatie. Op basis van de ontwikkeling in de cijfers (zie ook vraag2 van de segregatie in Amsterdam in 2011 constateer ik dat deze niet is toegenomen maar juist is gedaald. Deze trend is reeds vanaf 2006 – 2007 ingezet. Ik zie dan ook geen aanleiding om acties hierop te ondernemen zoals het in gesprek gaan met de gemeente Amsterdam over het opstellen van een plan van aanpak.

Vraag 4

Wat is de huidige stand van zaken betreffende de woonsegregatie in de andere grote steden, de zogeheten G 32?

Antwoord 4

Wanneer de cijfers3 van de afgelopen jaren voor de grote steden (G4 en G32) nader worden bestudeerd, blijkt dat in 2011 de segregatie (uitgedrukt in de segregatie-index: het aandeel van de bevolking dat zou moeten verhuizen om een volledig gelijkmatige ruimtelijke verdeling te bereiken) slechts in 9 steden hoger lag dan in 2001. In 27 steden was de mate van etnische segregatie in 2011 juist lager dan in 2001.

Naar boven