Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de staatssecretaris van Financiën over de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten (ingezonden 6 april 2012).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 24 mei 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2372.

Vraag 1

Bent u bekend met de waarschuwing op de website van de Belastingdienst1 dat de kosten voor verzorging niet aftrekbaar zijn als de gehandicapte voldoende inkomen of vermogen heeft om de uitgaven zelf te betalen?

Antwoord 1

Ja. Zoals uit beantwoording van de vragen 2, 3 en 4 blijkt ligt de beoordeling van dit vereiste echter genuanceerder en komt helaas nog onvoldoende tot uitdrukking in de tekst op de website van de Belastingdienst. Deze wordt dan ook aangepast.

Vraag 2, 3 en 4

Kunt u aangeven wat de juridische grondslag van dit vereiste is? Waar kan de gehandicapte of diens familie dit vereiste in de wet- of regelgeving terugvinden?

Waarom geldt deze inkomens- en vermogenstoets ten aanzien van de gehandicapte, terwijl de aftrekpost bedoeld is voor de familie die de gehandicapte thuis opvangt en die daarvoor kosten maakt?

Bij welk inkomen of vermogen wordt de gehandicapte voor toepassing van deze aftrek geacht de kosten voor opvang en vervoer van het (in het weekend) thuiswonen zelf te kunnen betalen? Welke drempels gelden hierbij? Telt hierbij ook het inkomen of het vermogen van de partner of de familie mee?

Antwoord 2, 3 en 4

De juridische grondslag is opgenomen in artikel 6.1, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gaat om twee vereisten.

Allereerst moeten de uitgaven op de belastingplichtige drukken om als persoonsgebonden aftrekpost te kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat de belastingplichtige (ouder/verzorger) de kosten zelf draagt en hiervoor geen verhaalsmogelijkheid heeft (op de gehandicapte of anderszins). Als de belastingplichtige een vergoeding krijgt voor de kosten van het verblijf en/of het vervoer van de gehandicapte, moet deze in mindering worden gebracht op het aftrekbare bedrag. Voor het in aanmerking te nemen bedrag aan weekenduitgaven geldt een forfait en geldt geen drempel.

Het tweede vereiste is dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen om de uitgaven te doen. Dit betekent dat de uitgaven noodzakelijk moeten zijn of dat er sprake moet zijn van een dringende morele verplichting om de uitgaven te doen.

De genoemde criteria brengen met zich mee dat de inkomens- en vermogenspositie van de gehandicapte van belang is. Alleen het inkomen en vermogen van de gehandicapte en diens eventuele partner spelen een rol bij die beoordeling.

Er bestaat geen vaste grens aan inkomen of vermogen waarbij de aftrek wordt belemmerd, dit is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. In het algemeen zal de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen kunnen voelen de uitgaven te doen. Bij de weekendzorg voor een gehandicapte is er doorgaans sprake van bijzondere omstandigheden waarbij het zeer bezwaarlijk kan zijn de kosten van opvang op de gehandicapte te verhalen.

Naar boven