Vragen van lid Kooiman (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de sluiting
van brandweerposten (ingezonden 6 maart 2012).
Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 21 mei 2012).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1975.
Vraag 1
Klopt het bericht dat er door heel Nederland de afgelopen jaren 53 brandweerposten
gesloten zijn en dat er 42 brandweerposten gesloten dreigen te worden?1
Antwoord 1
Ik ken de geluiden over het sluiten van brandweerposten. Het is echter niet aan mij
om in te gaan op de precieze cijfers hieromtrent. De verantwoordelijkheid voor het
sluiten van brandweerposten ligt immers bij het bestuur van de veiligheidsregio’s.
Mijn verantwoordelijkheid richt zich op het naleven van de wettelijke kaders uit de
wet veiligheidsregio’s, waaronder het behalen van de opkomsttijden. Ik baseer mijn
beeld op het onderzoek dat de Inspectie VenJ hiernaar heeft uitgevoerd en zal u voor
de zomer informeren over de concrete cijfers met betrekking tot de opkomsttijden en
de landelijke dekking in Nederland.
Vraag 2
Is het waar dat er sluitingsplannen zijn in de veiligheidsregio’s Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond,
Noord- en Oost-Gelderland, Friesland, Limburg-Noord, Zuid-Oost Brabant en Zeeland?
Waaruit bestaan deze plannen concreet? Kunt u per brandweerpost aangeven waarom sluiting
nodig is?
Antwoord 2
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt het brandweerbeleid, op basis van het regionale
risicoprofiel, vast in het brandweerbeleidsplan. Onderdeel daarvan is het zogenaamde
dekkingsplan, waarin de spreiding en het aantal brandweerposten per veiligheidsregio
wordt vastgelegd. Daarin staan de middelen en maatregelen beschreven om de brandweerzorg
in de veiligheidsregio te realiseren. De veiligheidsregio’s zijn daartoe verplicht
op basis van de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s en moeten
zich houden aan de bepalingen uit de Wet.
Het regionale brandweerbeleid en het treffen van maatregelen om dat beleid zo effectief
en efficiënt mogelijk uit te voeren, is een regionale bestuurlijke verantwoordelijkheid
en bevoegdheid. Ik stel de landelijke kaders. Omdat het vaststellen van het brandweerbeleid
en de regionale dekkingsplannen door het bestuur van de regio gebeurt, is het niet
aan mij om per brandweerpost aan te geven waarom sluiting nodig is.
Vraag 3
Wat zijn de gevolgen van deze plannen voor de opkomsttijden en de veiligheid van de
inwoners?
Antwoord 3
De IOOV is bezig met een grootschalig onderzoek naar de gerealiseerde opkomsttijden
in Nederland. Dat onderzoek zal uitwijzen hoe het staat met de opkomsttijden in het
land. Ik wil daar niet op vooruitlopen.
Vraag 4
Hoe worden gemeenteraden betrokken bij voorstellen over mogelijke sluitingen?
Antwoord 4
Het is in Nederland zo geregeld dat het beleidsplan moet worden vastgesteld door het
bestuur van de veiligheidsregio. Elke burgemeester in een veiligheidsregio maakt deel
uit van het bestuur van de veiligheidsregio, dat de beleidsplannen vaststelt.
Binnen ons dualistische stelsel kan een gemeenteraad te allen tijde de burgemeester
van een gemeente vragen zich te verantwoorden over het beleid in de eigen gemeente.
Vraag 5
Wat is op dit moment de stand van zaken van het onderzoek van Inspectie Openbare Orde
en Veiligheid (IOOV) naar de opkomsttijden van de brandweer?
Antwoord 5
Het onderzoek van de Inspectie OOV wordt in mei 2012 afgerond en de resultaten worden
dan aan mij kenbaar gemaakt. Ik zal kort daarop ook de Kamer informeren over die uitkomsten
en mijn reactie op het rapport geven.
Vraag 6
Bent u bereid voorgenomen sluitingen van kazernes op te schorten tot de uitkomsten
van het onderzoek bekend zijn?
Antwoord 6
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt het beleid en de samenhangende maatregelen
vast. De veiligheidsregio maakt bestuurlijke afwegingen (op basis van de landelijke
kaders) en besluit op basis van haar beleidsplan over de brandweerposten, het aantal
en de spreiding. Het is een regionale bestuurlijke afweging welke maatregelen op welk
moment moeten worden genomen. Ik ga er daarbij vanuit dat de veiligheidsregio’s de
veiligheid van burger en personeel voorop hebben staan.
Zoals ik hiervoor aangaf, wil ik niet op de resultaten van het onderzoek van de IOOV
vooruitlopen. Indien het onderzoek van de IOOV uitwijst dat veiligheidsregio’s zich
niet houden aan de bepalingen in de Wet, dan is het aan het bestuur van de veiligheidsregio
om maatregelen te treffen om die situatie te verbeteren. Ik kan het bestuur van de
veiligheidsregio daarop aanspreken.